Begrip gevraagd voor slapende VN-soldaat

Bron : Digibron - 17 januari 1980

DEN HAAG — „Het is een bijzonder ernstig feit dat men in slaap valt op een militaire post. Het vonnis van de Krijgsraad te Arnhem is dan ook eerder te laag geweest".

Aldus het requisitoir van de advocaat-fiscaal bij het hoog militair gerechtshof in Den Haag, mr. Van Ee, in de appelzaak tegen de 19-jarige dienstplichtige soldaat F. H. uit Arnhem. Hij vroeg bevestiging van het vonnis van 29 oktober 1979 van de Krijgsraad te Arnhem, die de Libanonganger had veroordeeld tot betaling van een geldboete van driehonderd gulden of twaalf dagen. Beklaagde maakte vorig jaar deel uit van het Nederlandse Unifil-detachement in Zuid-Libanon. De soldaat viel op 9 april op een waarnemingspost van de Alpha-compagnie in Scribbin rond elf uur ''s avonds in slaap en moest worden gewekt door zijn commandant. Later dommelde hij opnieuw in en tijdens dit ,,vergrijp" zou een onbekend gebleven persoon de post zijn gepasseerd.

De raadsman van beklaagde, mr. F. T. Huisman uit Groningen zei, dat zijn cliënt de moeilijke beginperiode van het bataljon heeft meegemaakt, waarbij als gevolg van de niet geheel juiste samenstelling onder meer overmatige wachtdiensten moesten worden verricht. „De omstandigheden (klimaat en spanning) waren uitermate zwaar. De structuur van het bataljon is thans gewijzigd doordat nu meer infanteristen aanwezig zijn. Het aantal wachtdelicten is nu sterk teruggelopen", aldus de raadsman. Hij achtte onder deze moeilijke omstandigheden een krijgstuchtige afdoening voldoende geweest, omdat zijn cliënt door slaap werd overmand als gevolg van de zware diensten.

De soldaat werd vorig jaar niet door de Krijgsraad, die in juli naar Libanon was gereisd om een aantal zaken ter plekke af te doen, veroordeeld wegens het slaapdelict, omdat beklaagde de voorkeur gaf aan een burgerraadsman. Tegenover de president merkte de soldaat nog op dat niet bewezen is dat in de bewuste nacht infiltraties zijn voorgevallen. „Het konden ook dieren zijn geweest", zo zei hij.