Meeste problemen met majoor Haddad

Bron : Digibron - 7 juni 1980

MIDDELBURG — "De loop van één van de tanks, horend tot het legertje van majoor Haddad zwaaide heen en weer en stond vervolgens stil om en nog wat omhoog te bewogen. Dreigend wees de loop in de richting van het doel. En dat doel, dat waren wij. Dat moment zal ik nooit vergeten, razendsnel startte ik mijn pantserwiel-voertuig: (TPB), en scheurde achter de tuin naast een huis zodat we enige beschutting hadden. Terwijl nog: reden, ontplofte de eerste anti-tank-granaat op de plaats waar we zoëven gestaan hadden."

Het is een boeiend relaas van Jako Adriaanse, Nederlands Unifilmilitair en list teruggekeerd op de veilige Nederlandse bodem. Jako Adriaanse is van de vele Hollandse jongens die gedeelte van hun dienstplichttijd in Unifil hebben doorgebracht en nu is afgewaaid. Dit is op zich een aardig gegeven, maar interessanter is het feit, dat op, tot op dit moment één van de weinige 3 Uniflllers is geweest, afkomstig uit. Is dat in de wandeling wordt aangeduidt met „onze kringen".

Jako, 20 jaar oud, Zeeuw van geboorte woonachtig in Middelburg behoort tot de Gereformeerde Gemeenten. Iets vertellen over zijn belevenissen in Libanon gaat Jako gemakkelijk af. De gebeurtenissen daar hebben een onuitwisbare indruk achtergelaten, dat is duidelijk . Terwijl hij een diepe haal neemt van 1 sigaret, vertelt hij: „De dingen die je hebt meemaakt, doen je hernieuwd stil staan bij de belangrijkste levensvragen. : hadden niet alleen ik, maar mijn (kameraden net zo goed. We hebben wat gepraat op onze eenzame posten in het gebergte rond Kafra, een klein plaatsje Zuid-Libanon. Soms tot diep in de nacht. Tja, nu we het hier toch over hebt, van de dominee behoefde je bij ons niet zoveel te verwachten. Je kon eigenlijk nog het beste praten met de aal." (Aalmoezenier-red.)

„Regelmatig worden er kerkdiensten georganiseerd, waarbij dan een stukje uit de Bijbel wordt gelezen, waarover dan onderling gesproken wordt. Meestal ging ik er wel heen."

Produktief

„Ik ben blij dat ik weer in Nederland terug ben. In Libanon was het een zeer leerzame tijd en vooral ook een produktieve tijd, iets dat je van de tijd dat je in Holland normaliter in dienst zit, doorgaans niet bepaald kunt zeggen. Dat laatste was destijds de reden, waarom ik voldeed aan het verzoek om naar Libanon te gaan. Maar, als ik nu weer voor de keus stond, zou ik waarschijnlijk niet meer gaan. De belangrijkste reden daarvan, is de mijns inziens steeds meer optredende ,Jiazeme-achtige" sfeer in het Hollandse Libanondetachement. Het gaat steeds meer op Holland lijken: allerlei voorschriften, waarmee men het aanvankelijk echt niet zo nauw nam, moeten weer tot in het pietluttige worden nageleefd. Een voorbeeld: het dragen van een binnenhelm tijdens het rijden in een voertuig is officieel verplicht. Wij deden dat echter nooit, omdat de hitte van het land zo'n ijzeren pot op je hoofd niet bepaald tot een lolletje maakt. Op zulke dingen gaat men echter steeds meer letten en bij niet naleving ervan krijg je een rapport aan je broek. Globaal kun je hiervoor als oorzaak aanwijzen dat elke nieuwe overste het iets beter probeert te doen dan zijn voorganger.

Maaltijden

Verder zijn de huisvesting en het eten niet al te best, althans bij mijn onderdeel. Dat laatste ligt hoofdzakelijk aan de koks. In de zes maanden dat ik in Libanon heb gezeten, heb ik zegge en schrijve 23 maal warm eten gehad. Soms hadden we een week lang bloemkool op het menu. Velen gaan dan ook uit eten bij de plaatselijke bevolking, met wie de verstandhouding overigens uitstekend is, of in een eethuisje. Ze weten nu al precies hoe ze patat moeten bakken en de laatste specialiteit is spaghetti.

De dochter van een Libanees gezin waste altijd mijn kleren. De meeste jongens hier regelen wel zoiets op de één of andere manier. De bevolking vindt het gewoon een eer als je van him diensten gebruik wilt maken.

Wat betreft de voorlichting in Nederland, daaraan schort beslist het een en ander. De zaken worden mooier voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn. Maar ja, ze willen natuurlijk graag mensen hebben.

Volgens mij moet de legerleiding echter trachten om de misstanden in Libanon veel effectiever aan te pakken.

Mijn mooiste tijd in Libanon heb ik gehad op een eenzame buitenpost in de buurt van het dorpje Shiene. We zaten daar met in totaal 10 man en waren helemaal op elkaar aangewezen. Van de winter hebben we door de zeer zware regenval een week lang volkomen geïsoleerd gezeten, zonder eten of drinken, we hadden alleen onze noodrantsoenen. Af en toe kwam er een helikopter overvliegen om te kijken of we er nog waren. Daar zwaaiden we dan uitbundig naar.

Palestijnen

Diverse malen hebben we Palestijnse infiltranten, in Unifil-jargon steevast „gewapende elementen" genoemd, "In de kraag gevat". Toch waren dat best spannende ogenblikjes. Ik herinner me nog goed, dat was niet zo lang voor ik terugkeerde naar Nederland, dat we bericht door kregen: „Gewapende elementen in de Wadi" (dal-red.)

Binnen één minuut waren we met tien man in de Wadi en begonnen we de zaak daar uit te kammen. Plotseling stonden we oog in oog met de Palestijnen, die een erg nerveuze indruk maakten en dan moet je altijd oppassen. Gelukkig staken ze op ons bevel de handjes omhoog en konden we hen ontwapenen. Je moet echter enorm uitkijken want soms zijn het zelfmoordcommando's die een boobytrap om hun lichaam hebben en dan op een gegeven moment zichzelf en de omstanders zonder aarzelen opblazen. Vaak zijn het nog slechts kinderen van zo'n 16 a, 18 jaar oud. Ze deden vriendelijk en zeiden voortdurend: „Hollandi good, you are my friend" enz. Ze waren toeristen, zeiden ze. Op onze vraag, waarom ze dan met Kalashnikov machinegeweren rondliepen en met hele patronengordels op hun lichaam, kregen we geen antwoord.

Ze waren wel nieuwsgierig hoe we hen ontdekt hadden, maar dat zeiden we uiteraard niet. Overdag is dat vaak met de verrekijker, 's-nachts met het radarscherm. In gevallen als deze, worden de krijgsgevangenen meegenomen naar de post en komt er na verloop van tijd een speciaal team van officieren (Team-Tyr), dat hen meeneemt naar Tyrus en daar overhandigd aan de PLO. Hun wapens krijgen ze terug en verder krijgen ze alleen te horen dat ze „zoiets niet weer mogen doen".

Jako onderbreekt zijn verhaal even en laat „Dubbel vier" zien, het krantje van het Nederlandse detachement in Libanon. Daarin staat de hele affaire in geuren en kleuren vermeld.

„Infiltratie-acties van Palestijnse guerilla''s vinden gemiddeld zo''n dertig keer per maand plaats, alhoewel dat aantal wisselend is. Bij voorkeur vinden ze niet plaats in het Nederlandse gebied van de Unifil-sector. We schijnen de naam te hebben, dat we nogal goed zijn, zodat ze veel vaker bij onze buren „op bezoek komen". Wij moeten dan ook vaak bijstand verlenen aan onze Unifïl-bondgenoten, de laatste tijd vooral veel aan de Ieren.