Russische roulette
Bron : Luc van Kalken - oktober 2006
Zoals ik al eerder zei was de post waar ik lag de Commando Post van de OstCie. Postnaam 7-8. Naast ons vlak bij het dorpje As Siddiquin lag de post 7-9. Hier had men een Raodblock geplaatst.
Het dorpje As Siddiquin lag enkele honderden meters verder. Het dorp had een gemengde bevolking van christenen en moslim. Ook lag het aan de rand van de IJzeren driehoek. Een gebied dat door de PLO was ingenomen.
Voor de bevolking van As Sidiquin was dit een zware druk. De driehoek behoorde wel tot het Unifil gebied maar was zeer moeilijk toegankelijk voor de troepen van Unifil omdat ze niet werden geaccepteerd door de PLO.
Toch werden hier regelmatig patrouilles gereden met alle risico's van dien. Achter As Siddiquin lag een groter dorp genaamd Qana. Dit dorp lag in het gebied van de Fiji's. Een andere post van de Ost lag bij een heel klein dorpje genaamd Rishknaniyah. Dit was post 7-12. Deze post lag op spuug afstand van de IJzeren driehoek.
Meer naar het westen lagen in het Ost vak de volgende dorpjes. Jibal al-Butm. Een klein dorpje hoog op en aan een berg hangend. Verder naar het westen lag het dorpje Zibqin. Als je door het dorp reed kwam je uit op de road under construction. Hier hield de redelijk verharde weg op om over te gaan in een breed geitenpad. De weg was hier en daar zo slecht dat je met een Nekaf niet harder dan 20 km kon rijden. En dan nóg rammelden de vullingen uit je mond..
Na een paar km kwam je op de post 7-7. Hier stonden ook twee mortieren van de Ost Cie. Verder naar het westen lag het vak van de Charly Cie. welke de kust strook bezetten. Hier was het terrein vlakker en groener. Langs de kust lagen de plantages met sinaasappelen, citrus en olijven. Ook hier leende het terrein zich prima voor infiltraties en de Charly's hadden het er dan ook druk mee.
In het zuid oosten naast het Ost vak lag de Alpha Cie. Verder naar het oosten lag de staf Cie. Hier hield het gebied van Dutchbatt op en begon het gebied van de Ieren. In totaal lagen er zo'n achthonderd Nederlanders in ons gebied. Verspreid over posten, variërend in bezetting van tussen de veertig en acht man. Het gebied zelf had een oppervlakte van zo'n tien bij vijftig km, niet zó groot maar de wilde natuur maakte het zeer ondoordringbaar.
De eerste weken waren moeilijk voor het Bataljon. De partijen in het noorden (PLO) probeerden Dutchbatt vrijwel onmiddellijk uit. Patrouilles werden beschoten en sommige posten waaronder 7-8 kwamen onder vuur te liggen. Dutchbatt reageerde hierop door met gelijke munt terug te betalen. Dit viel zeer goed in de smaak van Unifil welke graag zag dat de Batt. niet over zich heen lieten lopen. Dutchbattl liet hier in het begin een goede indruk achter.
Dit hield wel in dat als één van de andere batt. in de problemen kwam al snel de hulp van Dutchbatt werd ingeroepen. Keer op keer rukten de Yp's van de Standby uit om het gevaar te bezweren. Dit bezorgde een hoop druk en stres voor de leden van de Standby die soms net terug, alweer moesten uitrukken. Later zou dit beter worden geregeld in de Force Main Reserve (FMR), maar nu was het aanpakken met name voor de mannen van de OStCie.
Er werd ´s avonds en 's nachts veel om licht steun gevraagd. De mortieren van 7-8 welke vlak naast de tenten stonden opgesteld waren dan lekker bezig en het was dan niet mogelijk even een uiltje te knappen. Bovendien was de kans groot dat je bezig was met het aan en af voeren van de granaten naar de mortier kuilen.
Iedere nacht ging er een patrouille uit. Soms op verzoek om infiltranten te onderscheppen. Soms gewoon om de omgeving in de gaten te houden. Overdag had je de sociale patrouilles. Dan ging je met name de dorpen in en sprak met de inwoners. Vaak moest je blijven thee drinken. Deze mierzoete drank kon je uit respect en eerbied niet weigeren. Gelukkig kwamen we er achter dat wanneer je je lepeltje over het kopje legde ze dit opvatten als een: ik heb genoeg. Na twee of drie keer bijschenken was het de hoogste tijd om dit te doen daar de thee bijzonder zoet was.
Er waren een dorpje of twintig in het gebied van Dutchbatt. De meeste hadden niet meer dan een paar honderd inwoners. Ze waren klein, arm en leken vergeten door de tijd. Jaren later zou ik nog de stank uit de dorpen ruiken. Niet dat ze zo smerig waren. Enkele uitgezonderd. Maar ze hadden een eigen karakteristieke sfeer en geur. De nauwe straatjes en kleine pleinen konden heel deprimerend overkomen. Ook het gedrag tegenover ons de soldaten was per dorp verschillend. Sommige dorpen waren anti Unifil, weer andere pro. De dingen die mij persoonlijk het meeste hebben geraakt waren de kinderen. Slecht gekleed, soms vies en vuil. Maar met ogen die dwars door alles heen keken. Ik haatte ze en ik had ze lief. Ze beschuldigden je of ze smeekten je. Ze konden lachen en schelden tegelijk, deze kinderen. God wat was ik decadent en rijk opgegroeid.
Minder problemen had ik met volwassenen. Sommigen waarvan bekend was dat ze bij een gewapende groepering hoorden werden ondervraagd of gehoord. Aardige lui, ze lachten je toe maar spogen op je als je je omdraaide. De vrouwen daarentegen waren onbereikbaar. Er was geen mogelijkheid met een vrouw of meisje aan de praat te komen. Buiten het feit dat de meeste gesluierd liepen was het ons ten strengste verboden met de vrouwen te communiceren. Bloed en broeder wraak evenals familie eer was hier nog een groot goed.
Alleen in dorpen als Haris ben ik met jonge vrouwen aan de praat kunnen komen.
Eén keer per week moet er in de IJzeren driehoek een mobiele patrouille worden verzorgd. In ons gebied is dit het geval voor zowel de Fijies als de Nederlanders. Helaas hebben de Fijies de laatste tijd nogal op hun donder gehad en zijn ze bang geworden voor de driehoek. Als ik met als bemanning: de Luit en een boordschutter op het rendez-vous punt ben aangekomen krijgen we via de radio te horen dat we niet op steun van de Fijies hoeven te rekenen. Dan gaan we alleen, besluit de Luit. Via Kana rijden we de driehoek binnen. Als eerste gaan we een kijkje nemen bij de ' verboden weg ' . Hier staan munitie opslag plaatsen van de PLO. De weg die we volgen ligt hoger dan de verboden weg en we spieden met onze verrekijkers naar beneden. Na een tijdje klinkt een afschot en een kogel giert over. Shit ontdekt.
We stijgen weer in en vervolgen onze weg naar een van de twee dorpjes waar we met de gratie van de PLO mogen komen. Dit dorp heet Al Magroenna.
Als we het dorp binnen rijden is er geen hond op straat te zien. Letterlijk. We rijden tussen de smalle straatjes door. Passeren een klein pleintje met een waterput in het midden. En stoppen aan de andere kant van het dorp welk eindigt bij een muurtje. Achter dit muurtje loopt een diepe wadi met steile wanden. We roken een sigaret en voelen dat er wat staat te gebeuren. We stappen na een paar minuten weer in de Nekaf en rijden weer terug richting het kleine pleintje. Terwijl ik de jeep om de waterput manoeuvreer valt het mij op dat dit een uiterst romantisch dorpje zou kunnen zijn.
Ik rij na het pleintje het smalle straatje in dat mij naar het einde van het dorp moet brengen. Het is zo’n vijftien meter lang. Als ik halverwege ben komen voor mij vijf of zes gewapende personen de hoek om en versperren zo de doorgang. Ik kijk in mijn spiegel en zie dat de achterkant ook is afgesloten door een stuk of vijf gewapende personen.
Sommigen droegen een groen kleurig uniform. Anderen westerse kleren. Dus een getailleerd hemd. Liefst in een druk dessin. En een broek met heel wijde pijpen. Ook droegen enkele een PLO doek om hun hoofd en schouders.
De Luit welke op de passagiers plaats zat stapt uit en begint een gesprek met de twee mannen welke ons naderen. Dit ontaard in een zeer vijandig gesprek. Vanuit mijn ooghoek zie ik een beweging in mijn zijspiegel. Eén van de mannen achter ons heeft zich losgemaakt uit de groep en komt naar mijn kant van de jeep. Ik zie dat hij een pistool in zijn hand heeft. Die gaat rotzooi trappen denk ik nog. De Luit is duidelijk aan de verliezende kant hoor ik. Ik houd ondertussen de man in de gaten welke mij nadert. Als hij naast mij staat begint hij in het Arabies tegen mij te brabbelen. De Luit is tenminste nog in het Engels bezig schiet het door mijn hoofd. Aan de toon te horen deed ik niet de juiste dingen.
Plotseling voel ik een hard voorwerp tegen mijn hoofd vlak onder mijn baret. O shit nee denk ik. Ik voel een lichte druk tegen mijn hoofd en de metaalachtige klik van ijzer op ijzer. De man lacht en ik zie hem in mijn spiegel terug lopen.
Ik denk eigenlijk niets. De Luit heeft het ook moeilijk en zijn gesprek loopt op niets uit. Min of meer gedwongen beland hij weer op de bijrijders stoel. Doorrijden sist hij mij toe. Ik schakel in zijn één en trek op.
Luid gejuich vult de lucht.
De elementen joelen en slaan met hun geweerkolven naar ons. Ik blijf echter rijden. Als ik uit het straatje kom zie ik rechts van mij twee mannen op hun hurken zitten met een RPG in de aanslag. Ik probeer niet weg te stuiven maar rijd rustig de bergweg naar beneden. Weg van het dorp.
Helaas is het tot de bocht waardoor we uit het zicht zijn nog zo’n honderd meter te rijden. Ieder moment verwacht ik het afschot van de RPG. Achter mij hoor ik de elementen in het Engels schelden. Ik zweet peentjes.
Na een blik op de Luit en mijn boordschutter weet ik dat ik niet de enigste ben. We bereiken de bocht en als we erom heen zijn en uit het zicht geef ik meer gas. Een zucht van opluchting gaat door de jeep. We komen uit het gebied zonder verdere problemen. Ikzelf houd mij voor nooit meer in de driehoek te patrouilleren, Wat de rest doet moeten zij maar weten. Wat mij betreft kon iedereen de ziekte krijgen. Wat een klote land. Wat een klote mandaad.
Op de post aangekomen houd ik mij de eerste paar uur bezig met wapenonderhoud. Tot een maatje langskomt en ik besluit om een sigaret te gaan roken. Echt praten over de gebeurtenis doen we niet. Hoewel we er wél op zinspelen. Een schijn executie is een geliefd spelletje bij de partijen. Eigenlijk niets nieuws.
Een uurtje later maak ik me klaar om met de avondpatrouille mee te gaan. Twee weken later reed ik toch weer patrouille in de IJzeren Driehoek!