"Hier de 'Libanon', Over"

Door interne spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen brak in 1975 in Libanon een burgeroorlog uit. Nadat het Libanese overheidsapparaat als gevolg van deze burgeroorlog had opgehouden te bestaan kwam onder druk van de Arabische Liga in oktober 1976 een eind aan deze burgeroorlog.
Een Arabische Afschrikkingsmacht, merendeels bestaande uit Syrische troepen moest de Palestine Liberation Organization (PLO) beperken in haar bewegingsvrijheid en haar onderwerpen aan de Libanese wetten. Doordat Israël dreigde in te grijpen was Syrië niet in staat het gezag van de Libanese regering in het zuiden van het land te herstellen. In dit gebied kwam het herhaaldelijk tot gevechten tussen de door Israël gesteunde christelijke milities enerzijds en de PLO en moslimfundamentalistische groeperingen anderzijds. Door het ontstane gezagsvacuüm werden door de PLO, vanuit Zuid-Libanon
regelmatig aanslagen op Israëlisch grondgebied uitgevoerd. Na een bloedige aanval op 11 maart 1978 werd door Israël in de nacht van 14 op 15 maart het zuidelijk deel van Libanon tot aan de rivier de Litani bezet Na protest van de Libanese regering bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd UNIFIL opgericht. Deze troepenmacht had als mandaat: toezicht op de aftocht van de Israëlische troepen uit Zuid-Libanon, herstel van de internationale vrede en veiligheid en bijstand aan de Libanese regering van haar gezag in Zuid-Libanon.

Na een verzoek van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aan de Nederlandse regering een pantserinfanteriebataljon te leveren ter vervanging van de UNIFIL-bataljons uit Iran en Frankrijk werd het voor VN-taken beschikbare 44 Pantserinfanteriebataljon "Johan Willem Friso" voor deze taak aangewezen. In 1983 werd de Nederlandse bijdrage teruggebracht naar een compagnie en in oktober 1985 werd besloten het Nederlandse aandeel in UNIFIL volledig terug te trekken.

Op 10 maart 1979 vertrokken de eerste Nederlandse Unifil-militairen naar Libanon. Vanaf die eerste dag stond de Landmachtstaf in directe verbinding met de militairen die zo'n 3500 kilometer van hun thuisland
vandaan hun werk deden. Het contact werd dag en nacht in stand gehouden door het personeel van het verbindingscentrum Gv (543 Vbdbat) en hun zes collega's op de verbindingspost in Haris. De uitstekende, online beveiligde radiotelex-verbinding kwam tot stand via EZB-apparatuur met een speciale logper-antenne. In vijf jaar tijd zijn er circa 17.000 berichten verstuurd tussen Libanon en Nederland.
Het verbindingsdienst personeel in Libanon kreeg er in de loop van de tijd allerlei functies bij, zoals het onderhouden van andere verbindingen in het Unifil-gebied maar ook het verzorgen van de veldpost.
Met de veldpost ging het wat moeizaam in het begin in verband met stakingen in Israël. Nadat de veldpost door de luchtmacht en de marine in Beiroet werd afgegeven liep ook die belangrijke taak een stuk beter.
In principe was de telex niet bestemd voor het verzenden van privé-boodschappen, maar in noodgevallen werd hierop een uitzondering gemaakt. Een bijzonder geval was bijvoorbeeld de poststaking in Nederland in november 1983. Alle Nederlandse Unifil-militairen zijn toen in de gelegenheid gesteld een telegram van drie regels naar het thuisfront te zenden. Deze werden door het Contactbureau Vredesmachten telefonisch doorgegeven aan het thuisfront. Ook bij minder prettige familiezaken liep de berichtgeving via dit Contactbureau. Sinds 1 juni 1982 werd er eenmaal per dag een extra verbinding tot stand gebracht om de Nederlandse Unifil militair in staat te stellen naar huis te bellen. De extra met twee EZB-installaties uitgeruste verbindingspost in Haris maakte dan verbinding met Scheveningen Radio. De inkomende gesprekken
werden net als aan boord van schepen, via Scheveningen Radio en de PTT in de huiskamer gebracht. De twee EZB-installaties waren benodigd om het duplex-systeem toe te kunnen passen en te voorkomen, dat er
na elk gesprek "over" moest worden gezegd. Aangezien Scheveningen Radio alleen maar beschikte over maritieme frequenties, bestemd voor contact met schepen, moest voor de landmacht een uitzondering worden gemaakt. Ons bataljon werd omgedoopt in de "Libanon" en beschouwd als een schip. Na verschillende testuitzendingen onder leiding van MVA-2 bleek onze EZB voldoende power te hebben om de gesprekken glashelder over te brengen. De operators waren onderofficieren van 107 Rdcie, die voor hun vertrek naar Libanon een briefing kregen in IJmuiden. Bellen vanuit Nederland naar Libanon was
om operationele redenen niet mogelijk.

INLEIDING

Toen op 12 januari 1979 de Nederlandse regering zich bereid verklaarde om 44 Painfbat naar Libanon te sturen in het kader van de vredesmacht UNIFIL in het grensgebied met Israël, was er nagenoeg geen opleidingsen voorlichtingsmateriaal beschikbaar. Wat kon men verwachten in een land waar verschillende partijen elkaar naar het leven stonden? Hoe werkt zo'n vredesmacht en over welk materiaal en bewapening dient men te beschikken? Wat komt er allemaal bij kijken voordat je een bataljon naar zo'n gebied kan sturen? Het waren vragen waarop in januari 1979 nog geen duidelijk antwoord was te geven. Immers, het was na een lange tijd (denk aan Korea) een van de eerste keren dat Nederland zou deelnemen aan een vredesmacht. Om toch een beeld te krijgen van het land en de omstandigheden waaronder men in Libanon moest gaan werken is door het Ministerie van Defensie besloten om een film te laten vervaardigen over de voorbereiding, het verplaatsen en het optreden van het eerste Nederlandse bataljon dat in UNIFIL zou opereren. Deze opdracht werd verstrekt aan de toenmalige Leger Film- en Fotodienst (LFFD), toen nog een eenheid van de verbindingsdienst.

 

DE FILMPLOEG

Ook voor de LFFD was het de eerste maal dat in een crisisgebied een instructieve documentaire moest worden samengesteld. Weliswaar had de dienst in Tunesië een documentaire gemaakt naar aanleiding van het
optreden van de Nederlandse Rampenbrigade, maar daar heersten toch andere, minder risicovolle omstandigheden. De LFFD beschikte toentertijd over zowel burger als militair personeel. Het uitzenden van burgers naar een crisisgebied behoorde indertijd bijna tot de onmogelijkheden en militairen werden nog op basis van vrijwilligheid uitgezonden.

De uiteindelijke filmploeg zoals die naar Libanon is gezonden bestond uit:
- majoor J. Moonen (Hoofd LFFD; regie)
- KVV sergeant B. Mooren (camera)
- sergeant-majoor em J.H. Canters (Hoofd geluidsafdeling; geluid)
- majoor G.A. Struyker-Bodier (Directie Voorlichting MinDef; productie)

Aan deze ploeg werden twee dienstplichtige militairen toegevoegd als camera-assistent en fotograaf. Met een filmuitrusting van 275 kilogram vertrok de ploeg op 27 februari 1979 met een KLM vlucht naar Tel Aviv in Israël. De kwartiermakers van het bataljon zouden deze dag landen op het vliegveld van Beiroet in Libanon en doorreizen naar Tel Aviv om hun materiaal op te halen. De filmploeg behoorde, samen met de kwartiermakers, tot de eerste Nederlanders van de vredesmacht die voet zouden zetten op Israëlische en Libanese bodem.

 

DE EERSTE WERKZAAMHEDEN

Nadat de filmploeg door een vrouwelijke liaisonofficier van het Israëlische leger van het vliegveld in Tel Aviv was afgehaald en door de douane was begeleid, is eerst een huurauto geregeld waarmee we ons de eerste dagen in Israël konden verplaatsen. De eerste rit was naar hotel Eden in Nahariya. Daar heeft de ploeg zijn intrek genomen tot aan het moment dat zij met de kwartiermakers de grens met Libanon kon oversteken. Onder het genot van een drankje en met  steun van de Israëlische liaisonofficier, werd een plan opgesteld hoe de ploeg de eerste dagen zou doorbrengen en wat er gefilmd moest gaan worden.

Na een nachtje slapen diende de eerste klus zich al snel aan. In de haven van Haifa zou een Duits vrachtschip het materiaal lossen dat bestemd was voor de kwartiermakers. Toen wij aankwamen lag de "Cap Baitar" inderdaad aan de kade om het materiaal te lossen. Tot onze verbazing zagen wij aanvankelijk alleen oud legermateriaal uitladen dat naar zeggen bestemd was voor de door Israël gesteunde troepen van Haddad in Zuid Libanon. Elke keer als we de takels omhoog zagen gaan draaide de camera en stond alles was uit het schip kwam op film. Gelukkig bleek dat ook het witte materieel van de kwartiermakers in hetzelfde schip zat, maar was het voor de filmploeg afwachten wat er elke keer uit het schip kwam; een groen voertuig of een wit. De beelden met de groene voertuigen zijn in de film natuurlijk niet gebruikt want het kwam op ons wel erg vreemd over dat in één en hetzelfde schip materiaal zat voor de vredesmacht UNIFIL en voor de "club van Haddad".

Een dag later kwamen de kwartiermakers het materiaal ophalen en reden er mee naar het VN hoofdkwartier in Naqoura, net over de grens met Libanon. Vandaar zouden zij zich naar het hoofdkwartier van Dutchbatt in Haris verplaatsen. De filmploeg is, nadat de huurauto was ingeleverd, met de kwartiermakers de grens overgetrokken. Omdat de hoofdmacht van Dutchbatt nog niet aanwezig was, heeft de filmploeg zijn intrek genomen in het VN hoofdkwartier in Naqoura. Daar hadden we de beschikking over een eigen portocabine, een voertuig om ons in het VN gebied te verplaatsen en stonden we natuurlijk ook in de voeding. Uiteraard heeft de filmploeg zich gemeld bij het hoofd operatiën van UNIFIL die op de hoogte was van de komst van de Nederlandse filmploeg.

DE EERSTE DAGEN IN LIBANON

De eerste dagen in Libanon zijn door de filmploeg besteed aan verkenning van het Nederlandse deel van het UNIFIL-gebied en het werk van de kwartiermakers. Een van de eerste werkzaamheden die door de  kwartiermakers zijn verricht was het opzetten van een tentenkamp in Yatun dat dienst moest doen als voorlopige legering. Later zou men de faciliteiten van het Franse bataljon voor een belangrijk deel overnemen. Uiteraard zijn de kwartiermakers tijdens hun werkzaamheden uitgebreid door de filmploeg gevolgd.

Ook de andere bataljons die deel uitmaakten van UNIFIL werden bezocht. Met een Italiaanse helikopter werd bijvoorbeeld een bezoek gebracht aan het Noorse contigent in het Noorden van het UNIFIL gebied en
werd een interview gehouden met de Noorse commandant. Zo zoetjes aan was het moment aangebroken om reeds opgenomen filmmateriaal ter ontwikkeling op te sturen naar den Haag. Omdat nog niet ontwikkeld filmmateriaal niet mag worden doorgelicht geschiedde de verzending per diplomatieke post. Voorzien van de nodige papieren en stickers wordt dergelijke post aan de gezagvoerder van het
betreffende vliegtuig afgegeven. Deze wijze van handelen voorkomt dat het filmmateriaal na ontwikkelen zwart blijkt te zijn als gevolg van het doorlichten. Van videotechnieken was bij de KL toentertijd nauwelijks
sprake en werd gewerkt op 16 of 35 mm kleuren negatieffilm. Door zorg van de LFFD in den Haag werd het materiaal ontwikkeld en kreeg de filmploeg middels een telegram te horen hoe het er uitzag. Anders
dan met video-opnamen die direct zijn te beoordelen, kon de filmploeg eventuele opmerkingen vanuit den Haag alsnog verwerken door de betreffende opnamen eventueel over te maken.

 

DE AANKOMST VAN DE HOOFDMACHT

De hoofdmacht van het bataljon arriveerde op 10 maart 1979 op het vliegveld van Beiroet. Het materieel van Dutchbatt was inmiddels aangekomen met de "Dok-Expres 10" in de haven van Haifa. Het betekende
dat de filmploeg zich in twee delen splitste. Er ging een deel naar Beiroet om de aankomst van de hoofdmacht te filmen, het andere deel ging naar de haven van Haifa om het materieel te zien uitladen. Beide ploegen ondervonden problemen bij het uitvoeren van hun opdracht. Bij het maken van opnamen van het vliegveld vanaf het dak van een hotel bleek dat men ongewild ook een opleidingskamp van de PLO in het vizier had. Vertegenwoordigers van de PLO reageerden onmiddellijk en eisten het materiaal op. Onder het genot van een drankje werden alle problemen echter bijgelegd, maar het liet overduidelijk zien dat je niet zomaar een camera op iets kunt richten, ook al is alles tevoren goed geregeld.

De ploeg in Haifa werd aanvankelijk de toegang tot het havengebied ontzegd doch na bemiddeling van de eerder vermelde Israëlische liaisonofficier konden zij toch aan het werk. Chauffeurs die vanuit Beiroet naar
Haifa waren gereisd haalden alle voertuigen uit het schip, waaronder vele wit gespoten YPR's. De containers met het andere materieel werden eveneens vlot gelost en op voertuigen geladen. Het was een massale en indrukwekkende operatie om al het materiaal van een pantserinfanteriebataljon te zien uitladen In een grote colonne werd al het materiaal in eerste instantie overgebracht naar het VN hoofdkwartier in Naqoura. Daar werd de bewapening aangebracht en doorgereden naar het Nederlandse deel van het UNIFIL gebied rond Haris. Na vier dagen inwerken nam Duchbat op 14 maart de verantwoordelijkheden
over van de Fransen. Direct na aankomst van de hoofdmacht viel ons één ding op. Het was de tijd dat de TOW pas was ingevoerd dat voor vele buitenstaanders een nieuw wapen bleek te zijn. Omdat een aantal YPR's met deze TOW was uitgerust en deel gingen uitmaken van de Force Mobile Reserve (FMR), werd voor iedereen die het maar zien wilde een demonstratie gehouden met het relatief nieuwe wapen. Het betekende dat men later bij inzet van de FMR vaak al ontzag inboezemde bij het omhoog draaien van de TOW die dreigend uit de YPR tevoorschijn kwam.

Dutchbatt werd in de weken na aankomst nadrukkelijk gevolgd door de filmploeg. Niet alleen patrouille lopen en het bemannen van de roadblocks, ook het dagelijkse leven werd gevolgd. De koks in hun veldkeuken,
de herstelwerkplaatsen, de bataljonshulppost van de MGD en vele controleposten van de Nederlanders werden met een bezoek vereerd. Bij de MGD hebben we wel even moeten wennen aan de drukte in de wachtkamer. In de eerste plaats bleken er meer personen van de lokale bevolking aanwezig te zijn dan mensen van ons eigen bataljon. Echter, als iemand uit de bevolking naar de dokter gaat blijkt vaak dat een groot deel van de familie meekomt. Als er in de wachtkamer zo'n 20 of 25 man zitten, dan gaat het meestal maar om een paar patiënten! De eerste weken van de Nederlandse Unifillers werden op deze wijze op film vastgelegd. Ook deze opnamen zijn naar den Haag gestuurd en aldaar ontwikkeld en was het wachten op het telegram met het resultaat van de opnamen.

Uiteindelijk is de filmploeg op 23 maart naar Nederland teruggekeerd. Daarmee waren de werkzaamheden natuurlijk nog niet afgerond en volgde nog een periode waarin de film moest worden gemonteerd en afgewerkt.

TERUG IN NEDERLAND

De filmploeg was met het overbrengen van Dutchbatt naar Libanon en de eerste inzet van het bataljon direct in het diepe gegooid. Wat voor een volledig beeld nog niet voorhanden was moest in Nederland nog worden gemaakt. Het belangrijkste deel betrof natuurlijk de opleiding en het gereed maken van het materieel. In de periode na terugkomst in Nederland zijn de benodigde onderwerpen alsnog aangemaakt zodat de opvolgers van Dutchbatt een volledig beeld konden krijgen van de voorbereiding op hun uitzending en de inzet van het bataljon in Libanon. Het monteren van de film is voornamelijk een puur technische, maar vooral een tijdrovende zaak. Met video-opnamen en de digitale techniek van tegenwoordig gaat dat heden ten dage gelukkig heel wat makkelijker en sneller.

Nadat het filmmateriaal is ontwikkeld, wordt van het negatief een positief gemaakt die als zogenaamde werkkopie dienst doet bij de montage. Er wordt in eerste instantie dus niet gemonteerd in het negatief dat dienst doet als basismateriaal. De op locatie gemaakte geluidsopnamen worden overgebracht op geperforeerde 16 mm brede magneetband, de zogenaamde perfotape. Op een montagetafel worden beeld en geluid synchroon gemonteerd, een werkje dat vele dagen in beslag neemt. Ook muziek en tekst wordt op dergelijke magneetband overgebracht en in een speciale synchroon lopende geluidsinstallatie tot één geluidsband gemixed en overgebracht op film. Als men tevreden is over het uiteindelijke resultaat wordt ook het beeldnegatief overeenkomstig gemonteerd. Dat is een zeer nauwkeurig werkje omdat elke beschadiging
aan het negatief natuurlijk is te zien in het eindresultaat. Daarna wordt het beeldnegatief en het inmiddels vervaardigde geluidsnegatief in de printmachine geplaatst en ontstaat na ontwikkelen een geluidsfilm die u
met een projector kunt presenteren. Voor elke kopie die extra benodigd is moet deze laatste handeling uiteraard worden herhaald.

"In dienst van de vrede" was voor gebruik gereed en heeft zijn diensten bewezen voor de opvolgers van Dutchbatt in Libanon. Twee jaar later is de filmploeg van de LFFD nog eens naar Libanon gegaan voor het maken van een nieuwe film. Hierin zijn de wijzigingen in optreden en ervaringen natuurlijk verwerkt. Een verblijf van een half jaar in Libanon gaf vaak een alles bepalende uitspraak te horen. Als men voor de rotatie nog slechts één nachtje moest slapen dan werd dat geuit met de kreet: "nog één en een meur". Het werd uiteindelijk de titel van de tweede film die de LFFD in Libanon maakte.