De Eerste Reacties

Wanneer de Nederlandse regering na langdurig beraad op 12 januari 1979 besluit positief te reageren op het  - nog informele - verzoek van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties breekt er stroom van reacties los. Voor zowel als tegen de uitzending. Journalisten haasten zich naar de Adolf van Nassaukazerne te Zuidlaren om de reacties van de aangewezen militairen te vernemen.

Onmiddellijk na het regeringsbesluit had de commandant van het Eerste Legerkorps, waartoe het 44e Pantserinfanteriebataljon behoort, luitenant-generaal A. W. T. Srjsbers, het bataljon van de beslissing op de hoogte gesteld. In tegenstelling tot de overgrote meerderheid van de beroepsmilitairen, die de opdracht als een uitdaging of in ieder geval als behorende bij het beroep beschouwden, bleken veel dienstplichtigen weinig enthousiast over de taak te zijn.

De Algemene Vereniging Nederlandse Militairen (ANVM) een van de twee  belangenorganisaties van dienstplichtigen, kwam op grond van een enquête zelfs tot de conclusie dat veel 'maten' bezwaar maakten tegen de uitzending. Voor de afwijzende houding werden verschillende redenen aangevoerd, zoals de grote risico's en sociale omstandigheden. Een ongeveer even grote groep had, zo bleek uit de peiling geen enkele moeite met de uitzending. Het avontuur, de mogelijkheid iets van de wereld te zien, alsmede de kans een bijdrage tot de vrede te leveren vormden voor hen de belangrijkste argumenten. Zowel de ANVM als de Vereniging van Dienstplichtige Militairen  (VVDM) benadrukten dat veel dienstplichtigen niet bewust voor de VN-taak hadden gekozen en drongen er bij de minister van Defensie op aan alleen vrijwilligers te zenden.  Juristen van de VVDM beginnen uit te zoeken of de Staat wel dienstplichtige militairen tegen hun zin naar Libanon kan sturen.

Ook sommige ouders maakten zich ongerust over de uitzending van hun zoons. De Utrechtenaar J. F. Oltmans richtte een 'Verzet Ouder Comité' op, waarvan de argumentatie kort en krachtig was:  'Die jongens zijn te jong en te onervaren om zo'n taak aan te kunnen.'

De politieke partijen stonden in beginsel niet afwijzend tegenover het regeringsbesluit. Het inwilligen van de oude belofte aan de Verenigde Naties en het belang van meer stabielere verhoudingen in het Midden-Oosten vormden voor de meeste partijen doorslaggevende argumenten. Alleen de PSP stemde later in de Tweede Kamer tegen de uitzending. Wel oefende een kamermeerderheid kritiek uit op de wijze waarop de besluitvorming had plaatsgevonden.

De Kamer vond dat de regering van te voren overleg met haar had moeten voeren. In een motie drong een meerderheid er bovendien bij de regering op aan het beginsel van vrijwilligheid bij de uitzending voorop te stellen. De ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, de verantwoordelijke bewindslieden voor de uitzending, zegden toe hiernaar te streven.

In verschillende legerplaatsen meldden vrijwilligers zich aan. In sommige commentaren op het regeringsbesluit klonk duidelijk de mening van één van de bij het Libanese conflict betrokken partijen door. Het Israël Comité Nederland wees de regering op het 'stelselmatig' partij trekken van de Unifil-leiding ten gunste van de Palestijnen. Teneinde de traditionele vriendschap tussen Nederland en Israël niet te schaden, moest ons land - aldus het Comité - op het besluit terugkomen.

Het Palestina Comité daarentegen vond dat de regering haar bereidheid moest uitspreken Nederlandse VN-militairen in te zetten voor het voorkomen en afslaan van aanvallen van het Israëlische leger op de Palestijnse vluchtelingen. Een duidelijk voorproefje van de verschillende visies op de oorzaken en mogelijke oplossingen van het Libanese conflict.

Op 19 januari besliste de regering positief op het officiële verzoek van de secretaris-generaal van de VN. Minister-president Van Agt deelde de in groten getale aanwezige vertegenwoordigers van de landelijke pers, de radio en televisie het besluit mee.  Hij verklaarde: 'De mannen die er naar toe gaan, zijn goed uitgerust, goed geoefend en tegen hun taak opgewassen.'


Bron : 'Blauwe Baretten Tussen Twee Vuren in Libanon'
Tekst : Drs. P. Kamphuis, B. van Opzeeland en A. Tjepkema