De opleiding in Nederland
De mannen die in Zuid-Libanon deel gaan uitmaken van het 44 Pantserinfanteriebataljon worden nu voor hun vertrek goed op hun moeilijke taak voorbereid. In januari 1979 moest in allerijl en zonder veel inzicht in de plaatselijke Libanese omstandigheden een opleiding in elkaar gezet worden. Thans verkeert men in gelukkiger omstandigheden. Nu kan immers gebruikgemaakt worden van de praktijk-ervaringen van de eerste lichtingen terwijl dragers van de Libanon-medaille als instructeur beschikbaar zijn.
De mannen worden getraind om vier tot zes maanden lang voortdurend paraat te zijn in een gebied dat, ondanks een soms bedrieglijke rust, één van de spanningshaarden van de wereld is.
De opleiding valt voor de dienstplichtigen niet mee. Niet iedereen houdt het vol. Alleen de besten blijven over en krijgen de felbegeerde blauwe baret uitgereikt.
Eén van de moeilijkste zaken is juist tijdens de opleiding in te blijven zien dat het schijnbaar doelloze oefenen testen, afbeulen en luisteren zin heeft. In de Johan Willem Frisokazerne te Assen, bij het 43 Pantserinfanteriebataljon, begint het. Een soort droogzwemmen als voorbereiding op de Kanaalrace. Aandacht voor discipline, veel sport, het werken met verbindingsapparatuur en discussies over de situatie in Libanon en de taak van het vredesleger aldaar. Achtergrondinformatie is noodzakelijk, vooral om de militairen te motiveren. Tenslotte worden ze goed bewapend en goed getraind geplaatst in een volkomen vreemde wereld, vrij geïsoleerd, ver van huis, tussen een bevolking die een andere taal spreekt, een andere cultuur heeft en een ander geloof belijdt. Ze moeten optreden in een gebied met niet altijd even gemakkelijke bewoners dat gekenmerkt wordt door talloze, voor Europeanen niet altijd begrijpelijke, conflicten. Ze moeten openlijk opereren als vredesmacht. Duidelijk zichtbaar en herkenbaar voor iedereen. Ze leven onder voortdurende spanning. Hun taak is pas naar behoren vervuld als er in het gebied een zekere mate van orde en vrede heerst.
Veelal gebeurt er niets - dankzij Unifil. Vaak is het dan ook wachten op de bui die elk ogenblik kan losbarsten. Op incidenten die de gehele situatie in een handomdraai kunnen veranderen. ´s-zomers gebeurt dat in de droge hitte, ´s-winters in de regen, de modder en de storm. De soldaten moeten daarom geestelijk en lichamelijk tegen een stootje kunnen. Wat ze van de opleiding vooral onthouden is echter de lichamelijke training, de gevechtsoefeningen.
Bij het oefenkamp Vogelsang in Duitsland bijvoorbeeld wordt in een omgeving welke een zekere gelijkenis vertoont met Zuid-Libanon geoefend in het onderscheppen en ontwapenen van infiltranten, het opwerpen van wegversperringen en het aanhouden en doorzoeken van voertuigen.
Het is het naspelen van de werkelijkheid, die de militairen in Libanon wacht. Dit gebeurt dan ook serieus. Jongens die voor infiltrant spelen hullen zich in gewaden en krijgen geblokte hoofddoeken om. Ze proberen op allerlei manieren de aankomende Unifillers in de luren te leggen. Deze laatsten laten zich evenwel niet makkelijk verrassen. Kortom, veel vindingrijkheid en een juiste wijze van optreden wordt de Libanongangers tijdens de oefening ´Waak-Saam´ bijgebracht. Maar daarmee zijn zij er nog niet. De vuurproef is en blijft de logeerpartij bij de commando´s. De week die ze tijdens oefening ´Pantserstorm´ in Roosendaal doorbrengen zal ze het langst heugen. Het is een stoomcursus afzien, een uiterste test in gevechtsvaardigheid en uithoudingsvermogen. Wie daar niet tegen opgewassen is, valt af.
En het lijkt voor de Unifillers in spé wel of de commando-instructeurs nu juist daar op uit zijn. Of ze er plezier in scheppen de Libanongangers uit te putten, af te blaffen en extra neerbuigend te behandelen. Doorzettingsvermogen en conditie worden zwaar beproefd. Dat hoort er allemaal bij, maar is niet voor iedereen een pretje. Tijgeren met je buik in de modder en een instructeur naast je die rechtop lopend precies vertelt waarom je het nooit zult leren. In wolken rookgas over een houten schutting klimmen. Met een zwart gemaakt gezicht door het bos kruipen terwijl erover je heen wordt geschoten en traangasgranaten in de buurt ontploffen. Houten stellages beklimmen en een touwenbaan nemen die het uiterste van armen en beenspieren vergt. Langs een touw naar beneden glijden met handen los, want zo hoort het. Dit alles en andere vaardigheidsproeven met volle gevechtsbepakking.
Na zo'n dag wordt er soep gegeten uit de messtin en wordt er vooral ook wapenonderhoud gepleegd, gewassen en schoongemaakt. Steeds onder het spiedend oog van de instructeurs, die de mannen tot perfectie manen. Tenslotte wordt er geslapen in het bivak.
Er wordt veel van de dienstplichtigen gevergd. Maar deze oefening is dan ook een laatste examen. En dat weten de soldaten.
Niet alle Libanon benodigde militairen worden bij 43 Painfbat opgeleid. Verzorgend personeel, zoals koks, verplegers, chauffeurs en monteurs, krijgen hun VN-opleiding bij de 42 Administratieve en Instructiecompagnie, die eveneens in de Johan Willem Frisokazerne gelegerd is. Deze compagnie is op I maart 1979 speciaal voor dit doel in het leven geroepen. Daarnaast regelt 42 A en I-cie de administratieve afhandeling voor alle Libanongangers bij terugkeer in Nederland. Deze compagnie verzorgt drie opleidingen. Dienstplichtigen die elders al een specialistische opleiding hebben gehad worden in ruim twee maanden voorbereid op Libanon. Aan het eind van de opleiding moeten ze in hun vak een soort stage lopen bij een andere eenheid. Dit om de praktijkkennis zo groot mogelijk te maken. Voor beroepskorporaals en marechaussees is deze opleiding beperkt tot zes weken.
Tenslotte bestaat er een tweeweekse cursus voor het kader. Sinds augustus 1980 wordt deze cursus gegeven in de Generaal-majoor Kootkazerne. Het is een bijscholingscursus met de nadruk op Libanon. Ook een aalmoezenier of een tandarts moet bij Dutchbatt met verbindingsapparatuur kunnen omspringen, terwijl de voorlichter of de officier van de Militair Sociale Dienst in noodgevallen waarschuwingsschoten moet kunnen lossen.
Sommige beroeps hebben in het schouderstuk van hun uniform al een extra gaatje gestoken. Dienst doen in Libanon betekent immers voor sommige sergeanten-majoor of opperwachtmeesters een tijdelijke bevordering tot adjudant, terwijl enkele eerste luitenants gedurende hun verblijf daar met kapiteinssterren op mogen lopen.
Bij deze opleiding heerst een ongedwongen sfeer. Officieren en onderofficieren zitten door elkaar heen de lessen te volgen. Alle militairen krijgen naast de gebruikelijke NAVO-training een aparte Libanon-opleiding, want de Nederlanders die naar het zuiden van Libanon worden gezonden moeten op alles voorbereid zijn. Het is immers de bedoeling dat ze na vier of zes maanden behouden terugkeren. Met het gevoel dat ze een waardevolle taak hebben vervuld in Libanon. Een vredestaak.