Het Begin

Bataljonscommandant, luitenant-kolonel E H. Lensink, en zijn staf beseffen dat de  publiciteitsgolf die over het 44 Pantserinfanteriebataljon rolt de rust binnen de kazerne  niet ten goede komt. Er dat terwijl het bataljon binnen twee maanden operationeel moet zijn.

Het werken in een etalage, waarbij men nauwlettend gevolgd wordt door pers, politici  en belangenorganisaties, wekt de nodige irritatie. Het beantwoorden van de vele vragen  en het rondleiden van talloze bezoekers legt beslag op de toch al geringe tijd die men  voor de voorbereidingen heeft. In ijl tempo treft de bataljonsstaf regelingen voor de  uitzending. Het oefenprogramma wordt onmiddellijk afgestemd op de nieuwe taak.  De lichamelijke conditie opgevoerd en de schietopleiding geïntensiveerd. Het aantal  uren zelfhulp/kameradenhulp (de militaire 'EHBO') wordt uitgebreid. Vaccinaties worden  gezet. Voertuigen geïnspecteerd en wit geverfd. Helmen blauw gespoten. Een eerste  voorlichting over de toestand in Libanon en de VN-taak gegeven.

Veel zaken zijn evenwel nog niet bekend en dit bemoeilijkt de voorbereiding enorm.  Zo blijft de samenstelling van het bataljon lange tijd onzeker. Welke rekwesten om  niet mee te hoeven, worden ingewilligd? Hoe moeten de open plaatsen worden opgevuld?  Wat moet men met de vrijwilligers, die uit andere legerplaatsen toestromen, beginnen? Ook over de plaats van het bataljon binnen Unifil bestaat onzekerheid. Op 24 januari vertrekt een kleine verkenningsgroep van acht officieren onder leiding  van luitenant-kolonel T. Hovenier. Hun taak is het ter plekke nadere informatie te verzamelen.  Slechts enkele dagen kunnen ze in Libanon blijven. Reeds op 28 januari worden ze terug  verwacht. De delegatie weerstaat de druk van de Unifil-bevelhebber,  de Ghanese generaal-majoor E A. Erskine, om reeds voor de geplande datum van midden maart  operationeel te worden.

In de enkele dagen dat ze bij Unifil is, poogt de verkenningsgroep zoveel mogelijk  informatie te verzamelen. Bij terugkeer weet ze dan ook op één belangrijk punt  zekerheid te verschaffen, namelijk het gebied waarin het 44e zal gaan opereren.  Op grond van de grote mobiliteit van een Nederlands Painfbat had Erskine namelijk  besloten dat 'Dutchbatt' het Franse operatiegebied zou overnemen. Op basis hiervan  kunnen de voorbereiders hun schema's verder invullen.

Ook over de rechtspositionele regelingen en de financiële vergoedingen voor het uit  te zenden personeel komt langzamerhand meer duidelijkheid. Het Ministerie van Defensie  maakt de eerste regelingen voor verlofreizen, dagtoelagen en werktijden bekend.  Voor Unifil-militairen zou de inhouding huisvesting en voeding niet gelden.  De belangenorganisaties vinden de voorstellen aan de schrale kant.  De voorbereidingsmachine begint steeds meer op volle toeren le komen.

Hoewel veel militairen in onzekerheid verkeren of hun rekwest zal worden ingewilligd,  wordt er zowel door beroeps- als dienstplichtige militairen keihard gewerkt. Deze inzet  maakt het mogelijk dat eind februari al het materieel voor verzending gereed is. Reeds  op 13 februari 1979 kunnen 42 voertuigen alsmede tent-, waterzuiverings- en  verbindingsmaterialen worden geladen in het motorschip 'Cap Baitar', dat in Rotterdam ligt  met als bestemming Haifa.

Op 28 februari vaart het m.s. 'Dock Express' uit Rotterdam weg met de hoofdmoot van de  voertuigen. Dit speciaal voor het bataljon gecharterde schip brengt 239 voertuigen  en 40 containers met goederen naar Libanon. Op 1 maart worden geneesmiddelen, in een  speciale koelcontainer, en batterijen verscheept. In de volgende maanden varen  regelmatig boten met materiaal er munitie naar Beiroet of Haifa.

De ontwikkelingen volgen eIkaar snel op. Op 25 februari vertrekt vanaf Schiphol een  kleine groep voor-kwartiermakers onder leiding van majoor H.J. Poelhekken, de commandant  van de Aanvullingsdetachementcompagnie, en de bataljonsadjudant, M.C.G. van Belle.  De eigenlijke kwartiermakers, 74 man sterk onder leiding van de plaatsvervangend  bataljonscommandant, majoor F.R.E.J. Straatman, vertrekken in de ochtend van 27  februari vanuit Zuidlaren. Na toespraken van de bevelhebber der landstrijdkrachten,  luitenant-generaal C. de Jager en de minister van Defensie, mr. W. Scholten, stappen  ze in het vliegtuig. Om half acht 's-avonds, plaatselijke tijd, komen ze in Beiroet aan.  De nacht brengen ze op veldbedden in de vliegveldhal door. De volgende dag brengt het  Franse logistieke bataljon hen naar het Unifil-gebied. De meesten gaan naar Haris en  Al Yatun. In de laatste plaats wordt een tentenkamp ingericht. De chauffeurs gaan naar  Naqoura of Haifa. De GADO- en DVM-bussen, richting Zuidlaren, zitten op 26 februari  voller dan anders. Het bataljon houdt op die dag namelijk een ouderdag in de Prins  Bernhardhoeve te Zuidlaren. Ongeveer 1500 belangstellenden maken van de gelegenheid  gebruik afscheid van het bataljon te nemen. Een enkele ouder, alsmede de VVDM, maakt  duidelijk nog steeds tegen de verplichte uitzending gekant te zijn. Van ongeveer 120  dienstplichtigen waren de verzoeken om niet mee  hoeven afgewezen. Na enkele toespraken  over Libanon en het bataljon volgt een informeel samen zijn in de Adolf van Nassaukazerne.

Zaterdagmorgen 10 maart. De grote dag.  Na een bustocht komt de hoofdmacht op Schiphol aan. Een afscheidswoord van de minister  en van de bevelhebber der landstrijdkrachten. Muzikale geluiden van de JWF-kapel. Ruim  5000 familieleden en belangstellenden. Een laatste handdruk. Een innige omhelzing. En daar  gaan de militairen een van de twee Boeings van de KLM binnen. De periode van voorbereiding  zit erop. Dezelfde dag kopen in Libanon kwartiermakers bloemen voor een begrafenis. Ze  hebben dan hun eerste confrontatie met het oorlogsgeweld gehad. Op 5 maart spelen kinderen  met een granaat. Gevolg: drie doden. De plaatselijke bevolking stelt het medeleven van de  Nederlanders enorm op prijs. Na de nacht op het vliegveld van Beiroet in een hangar te  hebben doorgebracht, komt op 11 maart de hoofdmacht in Haris aan. De mannen worden  verspreid over de posten. De Fransen beginnen hen in te werken. Samen worden patrouilles  gelopen. De inwerktijd is kort, ondanks de vele verrassingen waar ze geregeld voorkomen  te staan. Op 14 maart om 18:00 uur, is het dan zover. Het 44 Pantserinfanteriebataljon  neemt de taken van de Fransen over. Dutchbatt is operationeel.

Onder primitieve omstandigheden en al improviserend slaan de mannen zich door de problemen  heen. Dag en nacht wordt er gewerkt. In de weinige vrije uren wordt er geslapen of het  comfort en de veiligheid van de onderkomens verbeterd. Urenlang zandzakken vullen.  Vervelend werk, maar het moet.

Na twee dagen volgt de vuurdoop. Een patrouille komt onder vuur te liggen. De partijen in  het Libanese conflict beginnen de Nederlanders op de proef te stellen. Twee dagen later  valt de eerste gewonde. De sergeant-majoor S. Hoekstra krijgt een schot door zijn kuit. Langzaam maar zeker raken de Unifillers gewend aan het land, het klimaat en de bevolking.  Op hun tandvlees lopend van vermoeidheid beginnen ze greep op de gebeurtenissen te krijgen.  Het kankeren - bij voorkeur op alles en iedereen - houdt velen op de been. Een goed  afreageermiddel. De bevolking begint, na eerst de kat uit de boom gekeken te hebben  de eerste blijk van vertrouwen in de Nederlandse mannen te tonen. Het harde  werken in  de voorbereidingsperiode blijkt, ondanks alle tekortkomingen, toch niet voor niets  te zijn geweest.

 

 

Bron : 'Blauwe Baretten Tussen Twee Vuren in Libanon'
Tekst : Drs. P. Kamphuis, B. van Opzeeland en A. Tjepkema