De mutessarifat

Een commissie met vertegenwoordigers van het Ottomaanse rijk, Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland, Oostenrijk en Pruisen stelde in 1861 een nieuw politiek systeem voor. De westelijke hellingen van het Libanon-gebergte, ten zuiden van Tripoli en ten noorden van Sidon werd onder de naam mutessarifat een autonome Ottomaanse provincie. Alle grote steden vielen buiten het gebied, dat bestuurd werd door een niet-Libanese christelijke mutessarifat (gouverneur).

De gouverneur werd bijgestaan door een Administratieve Raad bestaande uit twaalf leden : vier maronieten, drie druzen, twee Grieks-orthodoxen, een Grieks-katholiek, een sjiïet en een soenniet. Dit principe van confessionele vertegenwoordiging zou in de twintigste eeuw een kenmerk blijven van het Libanese politieke systeem.

De bescherming van de Libanese christenen door de Europese grootmachten, een christelijke gouverneur en een christelijke meerderheid in de Administratieve Raad maakten van de mutessarifat een christelijk bolwerk. Toch waren de meeste Libanese christenen niet gelukkig met de situatie. De mutessarifat was een ministaat, afgesneden van Tripoli en het Aakkar-district in het noorden, de Bekaa-vallei in het oosten, Djebel Aamel in het zuiden en vooral zonder Tripoli, Sidon en Beiroet.

 

Bron : Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam