Vrouwen in Libanon - Els Matse

Bron : Anne Salomons

Toen de Limburgse Els Matse (64) na een afgebroken opleiding voor verpleegkundige in 1964 in dienst ging bij de MILVA, had dit nog heel wat voeten in de aarde. Het leger in gaan, dat deed je niet, was toen de heersende gedachte. Matse: "Het was ook heel ongebruikelijk in zo'n klein dorpje in Limburg. Dan moest je ver weg en daar zijn die Limburgers niet van." Hoewel haar vader er aanvankelijk ook op regen was, trok zij zich hier niets van aan en begon gewoon met de basistraining in het Prinses Julianakamp in Kijkduin. De eerste paar jaar werkte zij als telexiste. Toen die functie werd opgeheven, werkte ze als administratieve kracht op personeelszaken en volgde de onderofficiersopleiding. Later kreeg zij als sergeant 1e klas een administratieve taak op het NATO-hoofdkwartier in Brunssum, waar de voertaal Engels was. "Het was dus een mij op een gegeven moment gevraagd of ik een half jaar naar Libanon wilde voor een administratieve functie op het hoofdkwartier in Naqoura. De Nederlandse kolonel Chief Operation Officertevens contingentscommandant, had een toegevoegd sergeant nodig en die functie was ook Engelstalig." In november 1980 vloog zij met een charter van Transavia naar Libanon.

Ongelukken

In Naqoura regelde Matse alles wat met Nederlandse belangen te maken had. Zo moest zij onder me er het bezoek van Kamerdelegaties en de minister van Defensie voorbereiden en gewonde Nederlandse militair in het Zweedse veldhospitaal opzoeken. "Het waren vooral slachtoffers van ongelukken; een jongen had vreselijke brandwonden opgelopen. In mijn tijd is ook een jongen overleden die uit een paal was gevallen. Ik regelde voor de gewonden schone kleding, bracht ze lectuur en soms kreeg ik voor elkaar dat ze naar huis konden bellen." Matse woonde in een stacaravan op het terrein van het Zweedse hospitaal. Eerst deelde ze de caravan met een andere Nederlandse vrouwelijke collega, kapitein Lutgendorff, later bivakkeerde zij daar alleen. Op het terrein waren ook veel andere vrouwen werkzaam, dus ze viel er absoluut niet uit de toon. "Ik ben met een helikopter van de Italianen nog over het gebied gevlogen naar verschillende UNIFIL-bataljons. Omdat ik in de helikopter in uniform was en oorbeschermers droeg, viel het ze op de posten niet eens op dat ik een vrouw ben. Verder werd er ook helemaal geen aandacht aan besteed. De lokale bevolking voelde zich zelfs vereerd; op de weg naar Naqoura waren veel kraampjes en winkels waar jongetjes en meisjes altijd met mij op de foto wilden."

Palestijnen

Matse heeft weinig slechte herinneringen aan haar Libanontijd, behalve aan Kerstmis 1980 toen Palestijnse strijders het UNIFIL-gebied waren binnengedrongen en door Israeli's gedood werden om vervolgens in een ravijn voor oud vuil te word en achtergelaten. Matse: "De Zweden probeerden hun lichamen nog te bergen, maar de Israeli's wilden dat voorkomen en schoten op die Zweden. Ik herinner me ook dat een Nederlandse soldaat foto's had gemaakt van de lijken in het ravijn, maar dat-ie zijn filmrolletje bij Defensie moest inleveren. Daar is volgens mij nooit meer wat van teruggezien."

Terug in Nederland heeft Eis Matse zich omgeschoold tot compagniesadministrateur en is in die functie als sergeant-majoor vijf jaar naar Seedorf geweest. Later werd zij adjudant op interne controle in Utrecht en Ede, op 55-jarige leeftijd ging zij met functioneel leeitijdsontsiag.