Ontvoering journalist Charles van der Leeuw

De Nederlandse journalist Charles van der Leeuw werd op 28 september 1989 in Libanon ontvoerd. Twee maanden later werd hij vrijgelaten. Hieronder doet hij verslag van zijn wederwaardigheden en geeft hij een overzicht van de politieke situatie in Libanon dit tot zijn ontvoering leidde.

"Generaal Michel Aoun wil van Libanon een militaire dictatuur maken." Zo luidde het oordeel van Walid Joumblatt, de leider van de door Druzen overheerste Partij socialiste-progressiste (PSP) in Libanon. Hij sprak over de machtsbeluste legerleider die onder bedreiging van geweld de macht had overgenomen van de scheidende president Amin Gemayel. In de praktijk reikte die macht niet veel verder dan de kleine overwegend christelijke enclave van Oost-Beiroet, terwijl in de rest van het land de constitutionele demissionaire regering van premier Selim el-Hoss het gezag bleef uitoefenen, militair door Syrische veiligheidstroepen ondersteund. Een poging van Aoun in april 1989 om met behulp van zware artillerie de macht in het hele land over te nemen mislukte en liep uit op een doelloze artillerie-oorlog van een half jaar, waarbij onder de burgerbevolking aan weerszijden van het front meer dan duizend doden en een veelvoud aan ernstig gewonden vielen.

Aouns "veldslag voor de bevrijding des vaderlands" van maart 1989 was niet alleen bedoeld om slag te leveren tegen de 'Syrische vijand' en diens Libanese handlangers. Al meteen na zijn deels geslaagde greep naar de macht had de generaal een begin gemaakt met 'zuiveringen' van de overheidsinstellingen die binnen zijn bereik lagen. Zo werd het hoofd van de militaire inlichtingendienst vervangen door kolonel Amer Chehab (een notoir wapenhandelaar) en het takenpakket ervan uitgebreid tot controle op een intimidatie van de burgerbevolking. Ook de Surete generale, ondanks vijftien jaar burgeroorlog altijd een fatsoenlijk functionerende ambtelijke instelling die paspoorten en visa uitgaf en het grenstoezicht coördineerde, werd omgevormd tot een soort KGB. De toenmalige directeur-generaal werd ontslagen (korte tijd later ontvluchtte hij het land) en vervangen door een officier uit de omgeving van Michel Aoun, Nadim Lteif. Deze zette een omvangrijk programma op dat de greep van de militairen op de bevolking moest verstevigen. Verklikkers hielden de Surete op de hoogte van de mening van ambtenaren, juristen, bankiers, zakenmensen en journalisten. Met name de eerste twee categorieën hebben het moeten ontgelden; talrijk zijn de ontvoeringen en verdwijningen geweest van hen die wegens 'corruptie', 'opruiing' of anderszins 'deloyaal gedrag' de militaire machthebbers in de enclave in de weg zaten. Een deel van de rechterlijke macht dook onder, anderen stelden zich ten dienste van Aoun.

Voor de journalisten werd de zaak pas precair na de gebeurtenissen van 14 maart 1989. In mei werd de directeur van het plaatselijke persbureau Akhbar el-Youm met een van zijn journalistes ontvoerd. Na tussenkomst van vrienden, familie en collega's werden zij vrijgelaten en konden ze naar Cyprus worden geëvacueerd. In diezelfde tijd werden twee Britse journalisten, van The Independent en The Financial Times, 'illegaal verklaard'; het tweetal werd destijds op Cyprus gewaarschuwd en keerde niet meer terug naar de door Aouns militaire rebellen beheerste zone. Andere journalisten uit West-Beiroet, die in het begin nog in beide delen van het gespleten Libanon hun werk hadden gedaan, werden met gevangenneming bedreigd en gingen niet terug naar Oost-Beiroet. De krant El-Safir (sociaal-democratisch getint) werd in Aouns gebied verboden, evenals een aantal tijdschriften.

De klap op de vuurpijl zou helaas ondergetekende worden. Op 28 september werd ik voor de deur van het "internationaal perscentrum" in Odeide, een voorstadje van Oost-Beiroet waar buitenlandse verslaggevers hun werk konden doen (en in de gaten konden worden gehouden), in een auto gesleurd en meegenomen naar een post van de Surete generale. Na twee dagen gevangenschap, onderbroken door verhoren uit de categorie spionagefilm-van-de-koude-grond en een schijn-vrijlating, werd ik overgedragen aan de militaire geheime dienst die huist in de kelders van Aouns hoofdkwartier, het voormalige ministerie van defensie in Yarze. Opnieuw verhoren en bedreiging met marteling. Zelf ben ik niet mishandeld - anderen wel. Tien dagen na gevangenneming werd ik door een 'militaire officier van justitie' "in staat van beschuldiging gesteld wegens spionage". Later zouden de militairen nog het verhaal van "smokkel van verdovende middelen" de wereld in sturen. Het kwalijke is geweest dat in Beiroet gevestigde internationale persbureaus als Associated Press en Reuter de door de militairen verzonnen berichten in eerste instantie onbevestigd de wereld inzonden. Dit maakte gelukkig geen indruk op de Belgische diplomatie in Beiroet, later bijgestaan door de Nederlandse ambassade in Damascus. Toch zou het twee maanden duren voordat ik zou vrijkomen en naar Damascus kon worden geëvacueerd ("een gunst", zo stelde nadrukkelijk de betrokken officier van justitie . . .).

Moorden, verdwijningen, ontvoeringen, intimidatie en chicanes: er is bijna geen buiten Europa werkzame Europese correspondent die met minstens een van de vijf nooit te maken heeft gehad. Overheden die teveel te verbergen hebben om vrije nieuwsgaring te dulden, groeperingen die in een gebied om de macht strijden, georganiseerde misdaadsyndicaten, extremistische politieke bewegingen, voor allemaal zijn verslaggevers een gemakkelijk doelwit.
Voor regeringen van de landen van herkomst van deze verslaggevers ligt er een politiek dilemma. Allereerst is zo'n regering eraan gehouden haar burgers in vreemd gebied te beschermen en te helpen. Maar tevens heeft ze zich verplicht de wetten en rechtspraak van andere soevereine landen te eerbiedigen. Dat laatste geeft regimes die er wel heel vreemde wetten op na houden en die ook een beduidend andere opvatting van rechtspraak hebben dan wij, in feite een vrijbrief naar believen buitenlandse 'wetsovertreders' aan te pakken.

In mijn geval heeft de Nederlandse diplomatiek mede door een doortastend ingrijpen op politiek niveau van de Nederlandse en Internationale journalistenvakbonden, de enige juiste handelwijze gekozen: geen gemarchandeer met plaatselijke autoriteiten of pseudo-autoriteiten en het onvoorwaardelijk stellen van de politieke eis tot vrijlating van wat men ondubbelzinnig beschouwde als het slachtoffer van een politieke repressiemaatregel. Een aanpak die effectief is gebleken en internationale navolging verdient. Ook bescherming van de persvrijheid en vrijheid van nieuwsgaring en expressie behoren tot de internationale terreurbestrijding, die over het algemeen zo belangrijk wordt geacht dat er andere belangen voor mogen wijken.
Politici der aarde, hoort u ons . . . ?

Charles van der Leeuw is medewerker van onder meer VARA, Veronica en BRT en verbleef tweeeneenhalf jaar als correspondent in Libanon.
In september verschijnt bij uitgeverij Jan Mets in Amsterdam Van der Leeuws boek Libanon : de vermoorde onschuld.

 

Bron : Amnesty International te Amsterdam