Waarom UNIFIL

Libanon: strijdperk van het Midden-Oosten. Voortdurend oorlogsgeweld in een land dat nog geen derde van Nederland beslaat. Een langgerekt land aan de Middellandse Zee, met aan de zuidgrens Israël en voor de rest omgeven door Syrië. Een prachtig land. Vroeger een rijk land, dat tot de burgeroorlog van 1975 het handelscentrum van het Midden-Oosten was. Tot dat jaar een oase van rust in een roerig gebied. Een land waar  veeltoeristen kwamen. Het land heeft een smalle kuststrook van ruim 250 kilometer lengte, die gemiddeld vijf kilometer breed is. De kuststrook gaat over in een bergketen. Daarachter ligt de 125 kilometer lange Bekaa-vallei. In deze vallei ontspringen twee voor Libanon belangrijke rivieren, de Orontos en de Litani. Dankzij het water hiervan kon het land tot de burgeroorlog van 1975 op grote schaal groente en fruit naar andere Arabische landen en Europa uitvoeren. De oostkant van de vallei wordt begrensd door een bergpartij, het anti-Libanon gebergte. In het zuiden loopt deze bergketen over in de berg Hermon. Ruim drie kilometer hoog met sneeuw op de top. Libanon telt naar schatting drie miljoen inwoners, waaronder 500.000 Palestijnen. Door het voortdurende geweld zijn belangrijke sectoren van de economie, zoals de een bloeiende toeristenindustrie, verlamd. De werkloosheid is dan ook groot. Naar schatting een derde van de bevolking heeft geen werk.

In mei 1976 rolden Syrische tanks zelfs het noorden van Libanon binnen om de druk op belegerde christelijke nederzettingen te verlichten. De Arabische staten, die de Syrische aanwezigheid argwanend bekeken, besloten op 9 juni 1976 een Arabische vredesmacht - officieel Arabische afschrikkingsmacht geheten - op de been te brengen. De Syrische  militairen zouden hier een hoofdbestanddeel van vormen.
Deze Arabische vredesmacht kreeg onder meer tot taak de verschillende partijen te ontwapenen. Een jaar van betrekkelijke rust volgde. De poging om de strijdenden te ontwapenen en de binnenlandse rust te herstellen mislukte evenwel. Daarvoor was het onderlinge wantrouwen, zowel tussen de verschillende partijen in Libanon als binnen de Arabische Liga, te groot.

Intussen poogde Israël, gebruikmakend van de burgeroorlog, in het zuiden van het land een veiligheidszone van enige kilometers diepte te vormen, waarin de Palestijnen niet langer zouden kunnen opereren. Daarom voorzag Israël de christelijke milities in het gebied van geld en wapens en poogde het de bevolking aan zich te binden door het voeren van een 'good-will'-politiek. Evenals Syrië raakte dit land steeds meer bij de vijandelijkheden betrokken. De christen-milities rekenden in toenemende mate op de steun van de zuiderbuur en begonnen de wapens zelfs op te nemen tegen Syrië, dat ze ervan verdachten hun traditionele machtspositie te ondermijnen.

De vijandelijkheden namen toe. De PLO voerde het aantal aanvallen op de Joodse staat op. Bij een van die aanvallen werd op 11 maart 1978 een Israëlische bus overvallen, waarbij 34 Israëliërs het leven verloren. Als reactie daarop viel Israël drie dagen later Libanon binnen en bezette het zuiden tot aan de rivier de Litani. Slechts enkele gebieden, waaronder de stad Tyr en omgeving, bleven in handen van de PLO. Hierop besloten de Verenigde Naties een vredesmacht voor Libanon te stichten. De bedreiging van de wereldvrede was te groot geworden. Resolutie 425 van de Veiligheidsraad van 19 maart 1978 somt de taken van het vredesleger, dat United Interim Force in Lebanon gedoopt werd, op. Unifil moest de terugtocht van het Israëlische leger regelen, de vrede en veiligheid herstellen en de Libanese regering helpen haar gezag in Zuid-Libanon te herwinnen.

De eerste Israëlische troepen trokken zich op 11 april terug. Op 13 juni was de terugtocht voltooid, met dien verstande dat de Israëlische militairen de strook langs de grens overdroegen aan de milities van majoor Saad Haddad, die inmiddels zijn gebied heeft uitgeroepen tot de vrije Libanese Republiek en die gesteund wordt door Israël.

Sindsdien hebben de Unifil-militairen hun handen meer dan vol gehad aan het bewaren  van de vrede en rust in Zuid-Libanon. Van herstel van het effectieve gezag van de  Libanese regering is nog niet veel gekomen. De Blauwe Baretten - op 1 augustus 1981: Nederlanders, Ieren, Fiji's, Ghanezen, Senegalezen, Nepalezen, Nigerianen en Noren, gesteund door Zweedse artsen, Italiaanse helikopterpiloten en Franse logisitiek-deskundigen - pogen nog dagelijks de partijen uit elkaar te houden.

 

 

Bron : 'Blauwe Baretten Tussen Twee Vuren in Libanon'
Tekst : Drs. P. Kamphuis, B. van Opzeeland en A. Tjepkema