Ex-Unifillers willen erkenning en militair pensioen
Het is al bijna twintig jaar geleden dat de eerste van in totaal 8000 Unifillers in Libanon aankwamen. Voor het merendeel dienstplichtigen die inmiddels al dertig zijn en steeds vaker behoefte beginnen te krijgen aan nazorg. De Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en dienstslachtoffers (NM0) houdt bij wijze van experiment ontmoetingsweekenden voor oud Unifillers. Honderden van hen worstelen nog steeds met zich zelf en met de gebeurtenissen in Libanon. Tot overmaat van ramp zijn er problemen bij de toekenning van militaire invaliditeitspensioenen.
Plof. Hij zet een grote plastic zak op tafel. Er zitten doosjes, potjes, en stripjes in. Pillen. Slaapmiddelen, anti-depressiva, kalmeringsmiddelen. "Om je een indruk te geven van de bagger die ik de afgelopen jaren heb moeten slikken om niet gek te worden."
Wim begint te praten en struikelt bijna over zijn woorden. Hij diende in 1982 Libanon, als dienstplichtig Dutchbatt militair bij Unifil. "Eigenlijk vind ik het niet eens zo relevant om nu te vertellen wat ik daar allemaal heb meegemaakt. De Israëlische invasie. Dagelijkse beschietingen. Executies, zelfmoordaanslagen met auto's vlakbij de controlepost. Mensen die op mijnen reden. Die verhalen zijn zich al schrijnend, maar het is misschien nog wel erger dat je bij thuiskomst in zo'n enorm gat valt."
In september 1982 kwam Wim als twintigjarige terug uit Libanon. "Nazorg had je destijds niet. Er kwam daar op de post in Libanon af en toe een aalmoezenier langs die een preek hield over de zeden en gewoonten in andere landen. Dat half jaar hebben we zuipend en blowend doorgebracht. Toen we terugkwamen, leverden we onze plunjebaal in Assen in en met een toespraakje in de categorie 'het gaat u allen goed´ stonden we weer buiten."
Een halfjaar later was hij al zwaar aan drank en de cocaïne. "Ik kon nergens met mijn verhaal naar toe. Ben wil uiteindelijk wel gaan werken. Ik had een mooie baan en werd zelfs afdelingschef. Maar op een gegeven moment sloegen de stoppen door. Ik kwam in betaald werk in een WAO-uitkering, Honderd procent arbeidsongeschikt."
Sindsdien zit Wim zich thuis te vreten. Werd regelmatig door de politie opgepakt omdat hij, totaal agressief en dronken, had staan vechten in een kroeg. Zag Marokkanen aan voor Palestijnen. "Ze hebben me ook een paar keer uit de dakgoot moeten halen. Ik wilde niet meer. Alleen maar dood. Steeds weer Libanon, Libanon, Libanon op mijn netvlies.
In 1986 kon Wim, dan toch terecht bij de Sectie Individuele Hulpverlening (SIH). Wim: "Want via een nieuwsbericht van de vakbond van dienstplichtigen kwam ik erachter dat je na zoveel jaar steeds bij Defensie kon aankloppen. Goed, dus ik naar dat bureau, voor een gesprek met zo'n psycholoog. Dan kom je daarbinnen, en ze zeggen dat het aan je jeugd ligt. Nou, dan verdoe ik hier mijn tijd, zei ik. Maar het gekke was, dat ik er allemaal jongens van mijn lichting zag zitten. Die hadden stuk voor stuk de Israëlische invasie meegemaakt. Jantje, Pietje, Klaasje. Van andere pelotons en posten, maar allemaal van mijn lichting."
Hans heeft bijna identieke verhalen als Wim. Zijn maatje Philip de Koning reed op 9 november 1979 op een mijn. Hans heeft het er nog steeds moeilijk mee. "Ik zou die dag verlof krijgen. De nacht weg zou gaan, bleek dat ik als nog op de post nodig was. Philip was die dag jarig, dus ik had met hem geruild. Kon hij lekker vrij nemen en naar Haris gaan?" Die ochtend zwaaide Hans zijn maatje uit. Maar slechts enkele minuten later hoorden hij en zijn collega-militairen een enorme knal. "We zagen een zwarte rookpluim. Het was een afgrijselijke toestand rond dat wrak. Er was niets meer van hem over. En dan te bedenken dat ik dat had kunnen zijn. In Nederland is dit afgedaan als een incident. Alsof hij per ongeluk in een mijnenveld terechtgekomen. Maar ik weet zeker dat die mijn daar bewust op de weg is neergelegd. Het was een aanslag, om ons even te waarschuwen.
Er zijn in totaal 9 Nederlandse militairen in Libanon omgekomen. Hans gaat nog steeds elk jaar naar de herdenking van de slachtoffers. Hij heeft regelmatig contact met de familie van Philip de Koning. Hans: "Ik zeg altijd, ik ging als 18-jarige naar Libanon en kwam een halfjaar later als 35-jarige terug." Hij heeft ijzingwekkende verhalen over beschietingen tijdens patrouilles. Over hoe hij zijn sergeant wel had willen ombrengen, omdat die hem het bloed onder de nagels vandaan haalde. "Om de gebeurtenissen te verwerken, probeerde ik zoveel mogelijk naar huis te schrijven. Dan werd me door de kapitein toch wel even te verstaan gegeven dat dat niet allemaal kon. Dat we het thuisfront niet ongerust moesten maken, en dat we bovendien een zwijgplicht van 10 jaar hadden. Je kon dus nergens met je verhaal naartoe." Eenmaal terug in Nederland kreeg Hans een vriendin. Na verloop van tijd gingen ze samenwonen. "In het begin draaide ik dubbele diensten. Overdag werkte ik, 's-avonds ging ik mijn bed uit om patrouille te lopen. Het was een soort adrenaline-verslaving."
Het ging Hans en zijn vriendin financieel goed, ze hadden allebei een prima baan. Maar hij bleef nukkig en onberekenbaar. 'Ze was zo goed voor me. Gaf me zelfs een zeilboot, omdat ze het idee had dat ik me vrij wilde voelen." Toch gingen ze in 1992 uit elkaar, Hans liep toen al een paar jaar in de WAO. Op een gegeven moment verkocht hij zijn huis, auto en zeilboot en ging in een stacaravan wonen. Daar woont hij nog steeds." Ik teer nu nog op mijn reserves. Pas sinds kort ben ik bezig met de aanvraag van een militair invaliditeitspensioen."
Inmiddels is er meer geregeld voor de jonge veteranen'. Sinds Bosnië heeft het ministerie van Defensie de opvang en nazorg opgevoerd. Ook oud-militairen kunnen nog steeds terecht. Een grote groep ex-Unifillers, waaronder Wim en Hans, is dan ook vaste klant in het Centraal Militair Hospitaal (CMH) in Utrecht waar onder leiding van kolonel-arts F. Unck een PTSD-programma is opgezet. PTSD (Post Traumatic Stress Disorder) is de verzamelnaam voor de verwerkingsproblemen die gepaard gaan met ingrijpende gebeurtenissen uit iemands leven. Gemiddeld zo'n vijf procent van de militairen die oorlogshandeling hebben meegemaakt, krijgt op termijn last van PTSD). Voor de Nederlanders die aan vredesoperaties hebben meegedaan, gaat de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en dienstslachtoffers (BNMO) zelfs uit van zeker 10 procent die specialistische hulp nodig heeft bij psychische problemen met het verwerken van de gebeurtenissen.
Voor de ruim 8000 UnifilIers zou het dus gaan om honderden militairen, die nog steeds last hebben van symptomen als angstaanvallen, prikkelbaarheid, extreme waakzaamheid, huilbuien, drankmisbruik, zelfmoordneigingen. Hans: "De eerste tijd dat ik in deze stacaravan woonde, ging ik steeds tijgerend de omgeving verkennen".
Niet voor niets is de BNMO begonnen met ontmoetingsweekenden voor deze bijna vergeten groep. Een werkgroep van het BNMO-centrum ontwikkelde samen met een aantal betrokken organisaties, waaronder de AFMP een nazorgprogramma voor Libanongangers. De ontmoetingsweekenden zijn daarvan een belangrijk onderdeel. Jos Weerts, voorzitter van deze werkgroep: "We hadden bij de Indiëveteranen al gemerkt dat velen pas op latere leeftijd in de problemen komen.
Direct na de diensttijd storten ze zich op carrière en gezin. Komen ze eenmaal op een bijeenkomst met andere veteranen, dan gaan vaak de ogen open en komen de verhalen los. Ze zien dat ze toch niet de enigen zijn die steeds niet dezelfde vragen worstelen. Met die ervaring wilden we ook iets doen voor de Libanongangers."
Zo'n dertig veteranen, zowel dienstplichtig als beroeps, komen met hun partner een weekend logeren in het BNMO-centrum in Doorn. Groepsgesprekken staan er zeker op het programma, aldus Weerts, maar de onderlinge contacten staan voorop. Het is geen reünie, en ook geen problematische huipverleningssessie.
Hoogtepunt vormt het gezamenlijk inrichten van een tentoonstelling met meegebrachte foto's, knipsels en andere herinneringen. Op dit moment worden de resultaten van de eerste weekenden geëvalueerd. De BNMO wil naar een structureel aanbod van niet alleen UNIFIL-weekenden, maar ook van activiteiten voor alle ex-blauwhelmen.
Het ergste gebrek aan erkenning, vindt Wim, is dat hij geen militair invaliditeitspensioen (MIP) krijgt. Dat pensioen wordt niet uitbetaald, omdat hij al in de WAO zat op het moment dat hij een MIP aanvroeg. De WAO-uitkering heeft voorrang. Voor Hans geldt hetzelfde. Toen ik een MIP had aangevraagd, kreeg ik op gegeven moment een brief van de USZO in Heerlen. Of ik mijn gironummer wilde opgeven. Nou, dacht ik, het is zover. Maar daarna kwam er nog een brief:
Mr Lex Van Dommelen, hoofd juridische zaken van de BNMO:"Defensie
mag er best wat tegenover stellen wanneer iemand is uitgezonden en in
gevaarlijke omstandigheden is gebracht."
Ik had recht op een militair invaliditeitspensioen van maar liefst 2 cent!. Toen ben ik uit balorigheid gaan bellen naar de USZO, heb ze gevraagd wanneer ik mijn 2 cent zou krijgen. Nee, dat was niet de bedoeling, eigenlijk moest het 0 cent zijn. Maar ik bleef van die brieven krijgen. Vorig jaar heb ik loonsverhoging gehad. Het is nu 3 cent. Maar ik heb nog steeds niets gezien natuurlijk.' Mr. Lex van Dommelen, hoofd juridische zaken van de BNMO: 'Ook de bond kan er meestal geen speld tussen krijgen.
Wie eerst WAO heeft en daarna pas een militair pensioen aanvraagt, kan letterlijk nul op rekest krijgen". En dat terwijl iemand die geen WAO-uitkering had, wel een militair invaliditeitspensioen krijgt. Die krijgt zo'n 1300 gulden, bovenop zijn inkomen. Het kan dus gebeuren dat Defensie je psychisch afkeurt en een MIP toekent, terwijl je daarnaast gewoon een baan hebt waarvoor je geen psychische keuring hebt doorgemaakt. Een aardige aanvulling op het inkomen, het militair pensioen is dan een compensatie voor de geleden schade.
Woordvoerder Otte Beeksma van Defensie: "Het is niet anders. Zo staat het in de wet. Geen twee uitkeringen om dezelfde reden. Als iemand al WAO heeft, kan op dezelfde afkeuringsgrond geen militair invaliditeitspensioen worden uitgekeerd. Toch opmerkelijk, zo vinden de betrokkenen, want Defensie hanteert vaak andere percentages voor afkeuring dan de keuringsarts uit de burgermaatschappij. Het aantonen van een verband met de gebeurtenissen uit iemands diensttijd lijkt dan niet meer relevant. Het gaat erom welke aanvraag eerder was: die voor de WAO of die voor het MIP. Arbeidsongeschikt. Thuis zitten vanwege de dienst, wordt soms dus betaald door het Ministerie van Sociale Zaken, terwijl dat Defensie zon moeten zijn.
Jos Weerts van de BNMO:"We hebben bij de Indiëveteranen al gemerkt
dat velen pas op latere leeftijd in de problemen komen."
Van Dommelen adviseert om minimaal 9 maanden te wachten voordat naast de aanvraag van een MIP ook een WAO-uitkering wordt aangevraagd. "Negen van de tien keer dat we procederen tegen deze zogenoemde V4-korting, worden we in het ongelijk gesteld. De weinige keren dat er wel een pensioen komt, is dat omdat bleek dat de arbeidsongeschiktheid voor de WAO niets te maken had met de militaire invaliditeit."
Veteranen die met psychische klachten een MIP aanvragen, komen op een bepaald moment terecht bij een voor Defensie werkende medische deskundige. In een aantal gevallen. zoals bij Wim en Hans, geeft deze arts een advies aan Defensie. Van 50 tot 60% dienstongeschiktheid in verband met de psychische klachten.
Hans is niet te spreken over de manier waarop dat advies tot stand is gekomen. 'Die arts keek om te beginnen al bijna niet op van zijn bureau. Hij stelde een paar korte vragen en binnen een half uur stond ik weer buiten. Later kwam hij dan meteen met een uitgebreid rapport. Waar hij al die gegevens vandaan haalde weet ik niet, maar het kon onmogelijk gebaseerd zijn op dat ene korte gesprek." Wim werd net als Hans lid van de BNMO. De bond vroeg psychiater De Graaf om een contra-expertise. Deze deskundige concludeerde dat Wim met terugwerkende kracht voor 100% voor de dienst moest worden afgekeurd. De terminologie van De Graaf liegt er niet om: Een borderline-achtig beeld, dat te herleiden is tot een posttraumatische stress-stoornis, met als oorzaak de gebeurtenissen in Libanon. Cliënt heeft een langdurige behandeling nodig." Meer van deze contra-expertises op verzoek van de BNMO leverden, net als de keuring voor de 'burger' WAO-uitkering, vaak wel een afkeuring voor een hoger percentage op. Ook bij andere BNMO-leden.
Staatssecretaris Gmelich Meijling stuurde in april de zogenoemde Veteranenbrief aan de Tweede Kamer. Enkele citaten: "Het garanderen van een goede immateriële hulpverlening aan veteranen en hun gezinsleden en het bevorderen van maatschappelijke erkenning van veteranen zijn onlosmakelijk verbonden met het uitzenden van militairen. Aan dit besef heeft het te lang ontbroken. De verantwoordelijkheid van Defensie houdt niet op bij het verlaten van de dienst." Maar de gevolgen van een granaatscherf zijn duidelijker zichtbaar en krijgen meer aandacht dan een splinter in de ziel. Wim: "De beste jaren van mijn leven zijn weg, om straks nog maar te zwijgen van mijn pensioen. Het gaat me niet om dat rottige geld, maar wel om erkenning door Defensie. Dat is toch niet teveel gevraagd?"
BNMO-jurist mr. Lex van Dommelen: "Op persoonlijke titel zeg ik: je krijgt er kromme tenen van. Het is niet soepel wat er gebeurt. Defensie mag er best wat tegenover stellen wanneer iemand is uitgezonden en in gevaarlijke omstandigheden is gebracht. Als iemand arbeidsongeschikt is, dan wil dat zeggen dat hij in de burgermaatschappij niet meer volledig functioneert. Als het dan niet tot een MIP komt, dan vind ik dat Defensie wegloopt voor de omstandigheden."
* De ontmoetingsweekenden van de BMMO staan open voor leden van de AFMP, ook als zij geen lid zijn van de BNMO. Er wordt een eigen bijdrage van fl. 25,- gevraagd. Telefoon: 0343-414941.
De namen van Wim en Hans zijn op verzoek van de betrokkenen gefingeerd. Sommige andere feiten en bronnen zijn om dezelfde reden geanonimiseerd.
Bron : OPLINIE - Fred Lardenoye (Algemene Federatie van Militair Personeel (AFMP))
Tekst : Robert van Willigenburg
Foto's : Karin Stroo, Sectie Militaire Geschiedenis KL en BNMO