Koos van Dam - oud-ambassadeur

Bron : VN - 2 september 2013

Foto : Daniel Cohen

Praten met Assad en Hamas, Israël de duimschroeven aandraaien: oud-ambassadeur en arabist Koos van Dam spreekt zich uit. ‘De VVD zit in de greep van de pro-Israël lobby.’

In de studeerkamer van oud-ambassadeur Koos van Dam (68) in Den Haag staan Arabische boeken, in de woonkamer foto’s van hem met koningin Bea­trix bij de opening van de nieuwe ambassade in Ber­lijn (2004), en een antieke notenhouten kast.

‘Gekocht in een antiekzaak in Aleppo,’ zegt Van Dam. ‘Maar of die winkel er nog staat? Ik vrees van niet.’

Het Syrië waar de oud-diplomaat in 1964 als negentienjarige voor het eerst kwam en waar hij een gezaghebbend boek over schreef, is aan puin geschoten. Vrienden en bekenden zijn naar het buitenland gevlucht. Sinds de eerste vreedzame demonstraties tegen dictator Assad in 2011 is de machtsstrijd in het land ontaard in een burgeroorlog van iedereen tegen iedereen. Steden zijn in puin geschoten, historische monumenten zwaar beschadigd. Al meer dan 100.000 mensen kwamen om het leven, meer dan 1 miljoen ontvluchtten het land, binnen Syrië zijn 4 miljoen mensen ontheemd. Van Dam: ‘Dat de bevolking op een gegeven moment in opstand zou komen tegen de ijzeren vuist waarmee het werd geregeerd, was te voorspellen, maar dat het zo bloedig uit de hand zou lopen? Dat had niemand verwacht, ook ik niet.’

Framen

Het gesprek gaat over Van Dams grote passie, het Midden-Oosten: over de dramatische ontwikkelingen in Syrië, maar ook over het Arabisch-Israëlische conflict. Van Dam was tot zijn pensioen ambassadeur in Jakarta en daarvoor onder meer chef de poste in Berlijn en Ankara. Zijn hart ligt bij de Arabische wereld, waar hij diende als ambassadeur in Irak en Egypte en in het begin van zijn carrière in Libanon, Jordanië, de Palestijnse bezette gebieden en Libië. Omdat hij sinds 2010 met pen­sioen is, kan de oud-diplomaat nu vrijuit spreken. De afgelopen weken mengde hij zich dan ook volop in het debat over de verhoudingen tussen Nederland en Israël. En dat was even wennen voor de beschaafde en rustig formulerende oud-diplomaat. Op pro-Israëlische websites werd hij zwaar aangevallen. Aan­leiding voor de tirades was een tv-debat bij Knevel & Van den Brink waar hij pleitte voor het onder druk zetten van Israël om dat land er zo toe te bewegen te stoppen met de bouw van nederzettingen. Van Dam ging in debat met Esther Voet, directeur van het Cen­trum Informatie en Documentatie Israël, de invloedrijkste Israël-lobby in Nederland. ‘Ze noemde me “een vriend van de Palestijnen”. Ze probeerde me te framen. Maar zíj is een lobbyist voor Israël, ik vertegenwoordig verder geen enkel belang.’Toen Voet begon aan een betoog dat Israël ‘een klein land is dat voortdurend onder de loep wordt gelegd’, schoot Van Dam uit zijn slof. ‘Geen wonder,’ brieste hij. ‘Israël bezet iedereen, terroriseert iedereen. Hoezo is Israël een democratie? Voorbij de groene lijn, in de bezette gebieden, is het één grote dictatuur. De Palestijnen willen gewoon van de bezetting af.’

‘Israël bezet iedereen, terroriseert iedereen. Hoezo is het een democratie?’

Voet gebruikte volgens Van Dam afleidingsmanoeuvres – ‘zoals de Israëli’s ook altijd doen’ – door te praten over de dictaturen in Israëls buurlanden in plaats van over die in de bezette gebieden. En dan was er ook nog Voets betoog dat 17.000 Palestijnse arbeiders mogelijk hun baan verliezen als bedrijven in de nederzettingen hun producten niet langer tegen een laag tarief naar de EU kunnen invoeren. ‘Een gotspe,’ volgens Van Dam. ‘Die Palestijnen moeten daar wel werken omdat de werkloosheid gigantisch is in de door Israël systematisch van de buitenwereld afgesloten bezette gebieden.’

Langspeelplaat

Van Dams vader, een patholoog-anatoom, studeerde aanvankelijk Arabisch. In het ouderlijk huis stonden de woordenboeken nog in de kast. Koos was als tiener gefascineerd en kocht een zelfstudieboek Arabisch en een educatieve langspeelplaat waarop Egyptisch Arabisch werd gesproken. Zijn droom: de wereld ontdekken, in het bijzonder het Midden-Oosten. In de zomer van 1964 vertrok hij, 19 jaar oud. Het was het jaar dat de PLO werd opgericht en een jaar nadat de Ba’ath-partij in Syrië de macht had gegrepen. Maar Van Dam was toen nog nauwelijks bezig met de grote politieke ontwikkelingen in de regio. Thuis werd nauwelijks over internationale politiek gepraat en over de spanningen in het Midden-Oosten al helemaal niet. ‘Ik was een onbeschreven blad,’ zegt hij. Per trein doorkruiste hij Europa met als bestemming de Turkse stad Isken­derun. Van daaruit wilde hij ’s avonds laat de grens over naar Syrië, maar de douanebeambten waren al naar bed. Van Dam sliep op een bankje in het grenskantoor. Toen hij de volgende ochtend verder wilde reizen, kwam een Syriër hem achterna gerend met Van Dams portemonnee die onder het bankje had gelegen: vergeten! ‘Als dat anders was gelopen, was mijn eerste kennismaking met de Arabische wereld heel wat minder plezierig verlopen.’

Van Dam belandde in Aleppo in een klein hotel, dat bleek te functioneren als afwerkplek voor prostituees. Hij vertrok en liep rond in de oude, nu grotendeels verwoeste soek. Daar werd hij aangesproken door een Syrische student die hem uitnodigde te logeren bij zijn familie. VHij kwam in een dorpje met lemen koepelhuizen trecht, waar het vee beneden leefde en de families boven. ‘Het hele dorp liep uit om me te bekijken, ik probeerde me verstaanbaar te maken via mijn gebrekkige Egyptisch-Arabisch dat ik had geleerd via de langspeelplaat. De ontvangst was geweldig, de gastvrijheid ongelofelijk.’

In Palmyra io de eerste reis naar Syrië, 1964. Privéarchief Koos van Dam

In 2007, toen hij in Aleppo een lezing hield ter gelegenheid van de viering van het vierhonderdjarig bestaan van het Neder­landse consulaat, noemde Van Dam zijn eerste bezoek zelfs ‘een wedergeboorte’ in een ander land, een andere cultuur. Het zou van grote invloed zijn op de rest van zijn leven: ‘Sinds dat eerste bezoek heb ik mijn interesse voor Syrië nooit verloren.’

Op zijn reis bezocht Van Dam niet alleen Syrië, maar ook Libanon, Jordanië en Israël. ‘Ik kwam overal mensen tegen die woedend waren over het onrecht dat de Palestijnen was aangedaan. Ook zag ik de Palestijnse kampen en sprak ik met de bewoners. Nog maar zestien jaar daarvoor waren ze uit Palestina/Israël verjaagd. Ik vond en vind nog steeds dat er sprake was van grote onrechtvaardigheid.’

Van Dam spreekt met nadruk over ‘etnische zuiveringen’ als hij het heeft over de manier waarop de Israëli’s de Palestijnse bezittingen overnamen: ‘Dat wáren het ook. In Israël bestaat de mythe dat Palestijnen en masse vertrokken toen ze daartoe werden opgeroepen door Arabische radiostations. Ze zouden een paar maanden nadat de Arabieren de Joden zouden hebben verjaagd weer terug kunnen keren. Dat verhaal is pure propaganda. Zulke radio-uitzendingen zijn er nooit geweest. En zelfs áls er ooit eens zo’n uitzending zou zijn geweest, dan kan dat nooit een rechtvaardiging zijn voor de etnische zuiveringen in Palestina. Uit onderzoek is onomstotelijk komen vast te staan dat Israëlische militairen 700.000 Palestijnen met geweld en intimidatie hebben verjaagd en hen hebben belet terug te keren.’

‘Een Palestijn mag niet terug naar zijn eigen land, terwijl een Jood uit Brooklyn zich zonder problemen in Israël kan vestigen’

Natuurlijk hebben de Joden recht op een eigen staat, zegt hij. Maar: ‘Het is wel volstrekt onterecht dat de drama’s rond de Holocaust en het antisemitisme werden afgewenteld op de bevolking in Palestina, en dat tot de dag van vandaag alle misdragingen van Israël worden goedgepraat door naar de Tweede Wereldoor­log te wijzen. Israël claimt veel meer dan waar het recht op heeft. Een Palestijn mag niet terug naar zijn eigen land, terwijl een Jood uit Brooklyn zich zonder problemen in Israël kan vestigen. Daar zit een grote onrechtvaardigheid.’

Syrië-kenner

Na zijn rondreis door het Midden-Oosten studeerde Van Dam Arabisch en politicologie. De wilde jaren zestig gingen min of meer aan hem voorbij. Hij werd nooit lid van zoiets als het Palestina-comité. ‘Actievoeren lag me niet,’ zegt hij. Hij zat gebogen over Arabische teksten, bestudeerde politieke theorieën en woonde een jaar in Damascus om zijn scriptie te schrijven over de machtsstrijd tussen de verschillende facties binnen het Ba’ath-regime en de rol van minderheden hierbij. Een hele kluif, temeer omdat op dit onderwerp een enorm taboe rustte in Syrië. Volgens de ideologie van de Ba’ath­partij waren er in Syrië alleen ‘Arabieren’; van sektarische loyaliteiten onder minderheden als de Alawieten, Druzen en christenen of de meerderheid van Arabische soennieten wilde men niets horen. In werkelijkheid speelden en spelen die sektarische verschillen een grote rol. Het land zat ook in die jaren vol spionnen, en wie kritiek had op dictator Hafiz al-Assad belandde in de gevangenis. Het onderzoek dat Van Dam toen deed, zou een paar jaar later de basis vormen voor zijn proefschrift én voor zijn boek The Struggle for Power in Syria, dat vorig jaar nog een vierde herziene druk beleefde. Het is een standaardwerk dat ook na dertig jaar niets van zijn waarde heeft verloren, in Syrië is verboden maar bij alle kopstukken van het regime in de kast staat. Van Dams naam als Syrië-kenner was in één klap gevestigd. Indepen­dent-correspon­dent Robert Fisk, de grand old man onder de Midden-Oosten-correspondenten, prijst Van Dams boek aan als ‘een monumentaal werk’ en ‘een van de boeken die je moet hebben gelezen om Syrië te kunnen begrijpen’.

In The Struggle beschrijft Van Dam in detail hoe de machtsverhoudingen binnen het Ba’ath-regime werden en worden bepaald door sektarisme, familieverbanden en regionale en stamverwantschappen. Hafiz al-Assad behoor­de tot de Alawitische minderheid en steunde op een groep vertrouwelingen uit dezelfde streek als hij. Door de informele machtsstructuur, door rücksichtslos af te rekenen met voormalige medestanders die ook uit waren op de macht en door vergaande controle uit te oefenen op het openbare leven slaagden de Assads er in meer dan veertig jaar aan de macht te blijven.

Koos van Dam interviewt Koerdische leiders in de bergen, 1971. Foto: Rienko Wilton

Dat het eens zou mislopen, was te voorspellen. ‘Dit regime steunt te veel op één groep. De Assads zijn nooit in staat geweest om hun machtsbasis te verbreden.’ Toen in maart 2011 op de golven van de Arabische lente ook in Syrië vreedzame demonstraties tegen de machthebbers begonnen, reageerden zij zoals altijd: met grof geweld. Maar het recept werkte niet meer. ‘De deksel was er af. Mensen hadden genoeg van de mateloze repressie. En ze voelden zich aangemoedigd door de ontwikkelingen in buurlanden als Egypte en Tunesië waar dictators van hun voetstuk waren gevallen.’

Van Dam prijst de ‘bewonderenswaardige moed’ waarmee de demonstranten die eerste maanden doorgingen. ‘Als Assad met hen de dialoog was aangegaan, had er wellicht op een geleidelijke manier wat kunnen veranderen.’ Maar meer mensen namen de wapens op, militairen deserteerden, de vreedzame protesten veranderden in een gewapende strijd van talloze groepen en groepjes tegen het regime en elkaar.

Niet pragmatisch

De oud-ambassadeur is na zijn pensionering niet op zijn lauweren gaan rusten. Als Syrië-expert wordt hij regelmatig gevraagd mee te denken tijdens brainstormsessies op het ministerie. Vorig jaar reisde hij zelfs af naar Genève voor een besloten bijeenkomst met Kofi Annan, de voormalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties die korte tijd probeerde als bemiddelaar op te treden tussen de strijdende partijen in Syrië. ‘Heel jammer’ vindt Van Dam het dat die pogingen zijn mislukt. ‘De enige manier om het conflict in Syrië op te lossen is als de strijdende partijen om de tafel gaan zitten. Maar in plaats van daarop aan te sturen, isoleerden de Amerikanen en Europa Bashar al-Assad en verklaarden ze hem voor gek. We hebben het regime de duimschroeven aangedraaid. Op zich begrijpelijk, maar het is niet pragmatisch.’

Van Dam pleitte juist voor het openhouden van diplomatieke kanalen met Da­mas­cus. ‘Iedereen ging ervan uit dat Assad snel zou vallen. Maar hij zit er nog en zal tot het einde doorvechten, omdat hij weet dat met hem de hele Ala­witische gemeenschap te gronde zal worden gericht.’

Foto: Roberto Pfeil/AP/Reporter

Nu het zo lang duurt, ontwaart Van Dam in de westerse hoofdsteden wel een zekere ontnuchtering. ‘Als het regime weg is, komt er een volgende burgeroorlog of de dictatuur wordt vervangen door een nog veel wredere dictatuur. Het is dan ook heel verstandig dat de Amerikanen, Brit­ten en de Fransen ondanks hun aanvankelijke voornemens geen dodelijke wapens hebben geleverd aan de opstandelingen. Die wapens zouden heel goed bij Al-Qaida kunnen belanden. Bovendien ontmoedigt het de oppositie om met het regime te onderhandelen.’

Van Dam juicht het toe dat de Amerikanen onlangs ‘een belangrijke koerswijziging’ hebben gemaakt door Assad indirect te accepteren als gesprekspartner tijdens vredesonderhandelingen die in Genève moeten gaan plaatsvinden. ‘Eindelijk! Honderdduizend doden verder nemen de Amerikanen de pragmatische positie in waarvoor ik al zo lang pleit. Nu moeten ze nog accepteren dat ook Hezbollah en vooral Iran belangrijke spelers zijn zonder wie het nog moeilijker wordt een oplossing te bereiken. Dat zal wel moeilijk worden. Als je het niet bij voorbaat met de Ameri­kanen eens bent, mag je van Washington niet zomaar meepraten.’

Moeilijk manoeuvreren

Op het ministerie van Buitenlandse Zaken belandde de jonge arabist Van Dam in de jaren zeventig in een uitgesproken pro-Israël-omgeving waar maar weinig kennis was van de Arabische wereld. ‘Onder PvdA’er Max van der Stoel mocht je niets doen wat Israël kon schaden. Als we Ka­mer­vragen beantwoordden, mochten we de term “Pa­les­tijns thuisland” niet eens gebruiken.’ Bij latere ministers als Van den Broek, Van der Klaauw en Van Mierlo was er meer begrip voor de positie van de Pa­les­tij­nen, maar het bleef moeilijk manoeuvreren voor Van Dam en zijn collega’s.

Tijdens de Israëlische invasie in Libanon in 1982 vuurden Israëlische marineschepen granaten af op Bei­roet, waarbij ook het huis van Van Dam werd geraakt. Als aandenken staat in zijn boekenkast nog een exemplaar van het standaardwerk Islamic History. A New Interpretation met een groot gat erin, waar een granaatscherf in sloeg. ‘Ik was die dag wat later thuis en had dus ongelofelijk geluk, anders had ik hier niet gezeten. De ravage was enorm.’ Hij drong er bij zijn superieuren in Den Haag op aan bij de Israëli’s een rekening in te dienen voor de geleden schade. ‘Maar daar heb ik nooit wat op gehoord.’ Na de Golfcrisis van 1990-1991 lag dit anders. Toen kwam er vanuit Den Haag juist het expliciete verzoek om een schadevergoeding in te dienen bij Saddam Hoessein. ‘Wel bij Irak klagen en de Israëli’s vrijuit laten gaan? Kijk, dat vind ik nou meten met twee maten. Ik heb dat verzoek dan ook niet ingediend. Bovendien had ik geen grote materiële schade.’

‘Waarom niet discussiëren over de inhoud?’

Dat het Israël-debat in Nederland niet op grond van feiten maar emoties wordt gevoerd, heeft hem vaak verbaasd. In 1998 schreef hij met journalist Jan Keulen De vrede die niet kwam, over twintig jaar Nederlandse Midden-Oosten-diplomatie. In dat boek windt Van Dam zich al op over de niet uit te roeien clichés. Hoezo troffen de Joden na de Tweede Wereldoorlog een leeg land aan? Hoezo is Israël een arm en klein land dat zich moeten verdedigen tegen een Arabische overmacht, hoezo is Israël een democratie?

Ook vijftien jaar na publicatie is er weinig veranderd in Nederland, vindt Van Dam. Kijk maar naar de manier waarop oud-premier Van Agt en oud-minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek, die zich de laatste jaren hebben opgeworpen als pleitbezorger voor de Palestijnse zaak, worden bejegend. Zij werden in november bij Nieuwsuur door de Israëlische ambassadeur in Nederland, Haim Divon, weggezet als mensen die ‘absoluut anti-Israël zijn’, die ‘de weg zijn kwijtgeraakt’ en ‘naar wie we niet hoeven te luisteren’. Van Dam: ‘Wat Van Agt en Van den Broek daar overkwam, was het zoveelste voorbeeld van effectieve framing door de pro-Israël-lobby. Steeds wordt Van Agt verweten dat hij vroeger, toen hij nog actief politicus was, andere standpunten innam. Maar wat doet dat ertoe? Waarom niet discussiëren over de inhoud?’

Van Dam noemt Een schreeuw om recht, Van Agts boek over de Palestijnse kwestie, ‘goed geïnformeerd’ en hij spreekt zijn bewondering uit over het vele werk dat de voormalige CDA-voorman heeft verricht. Over een andere voormalige bewindsman, de vorig jaar teruggetreden VVD-minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal, is Van Dam minder te spreken. Die noemt hij ‘de meest kritiekloze pro-Israël-minister die we ooit hebben gehad’ en de VVD een partij ‘die in de greep zit van de pro-Israël-lobby’.

Fractiediscipline

Van Dam is niet alleen als adviseur op de achtergrond betrokken bij het Syrische conflict, hij is ook een van de auteurs van het in maart verschenen rapport Tussen woord en daad. Perspectieven op duurzame vrede in het Midden-Oosten van de Adviescommissie voor Internationale Vraagstukken (AIV). De commissie, onder leiding van VVD-erelid en minister van Staat Frits Kort­hals Altes, kwam met een pleidooi voor een hardere lijn tegenover Israël, nu dat land maar doorgaat met het bouwen van nederzettingen. Ook bepleitte de AIV te gaan praten met de Palestijnse organisatie Hamas, tot nu toe een groot taboe.

‘De tijd is rijp voor Europa om het associatieverdrag met Israël te herzien’

Bij de VVD viel het advies – niet geheel onverwacht – helemaal verkeerd. ‘Dit rapport heeft de schoonheid van de studeerkamer,’ zei liberaal Han ten Broeke in het Nederlands Dagblad. ‘En dat is precies waar het thuishoort.’ PvdA-buitenlandwoordvoerder en voormalig am­bassadeur in Syrië Désirée Bonis sprak juist van een ‘uitstekend rapport’.

Hoe gevoelig het Arabisch-Israëlische conflict nog ligt in Den Haag bleek vlak voor het zomerreces. Daags na een verhit debat kondigde ­PvdA’er Bonis haar vertrek uit de politiek aan. Ze liet weten dat de overstap van de diplomatie naar de Tweede Kamer haar niet ‘bracht wat ze ervan verwachtte’. Verder gaf ze geen enkele toelichting. Van Dam kent Bonis goed. Ze werkten samen op de ambassade in Caïro en bezochten van daaruit verschillende keren de bezette gebieden. Als ambassadeur in Damascus had Bonis regelmatig contact met Syrië-kenner Van Dam. ‘Haar vertrek hangt zonder twijfel samen met het Israël-beleid van de PvdA,’ zegt Van Dam. ‘Désirée dacht dat ze als Kamerlid een zekere vrijheid had in haar meningsvorming over het Arabisch-Israëlische conflict. Maar als woordvoerder buitenland moest ze, nu de PvdA in de regering zit, de fractiediscipline volgen. Mi­nis­ter Timmermans heeft een beperkte manoeuvreerruimte in het Midden-Oosten-dossier omdat hij terdege rekening moet houden met het pro-Israëlische VVD-standpunt.’ Désirée Bonis was niet bereid tot het geven van commentaar.

Avocado’s uit bezette gebieden

Van Dam hoorde met stijgende verbazing het recente debat aan over het Europese voornemen om de herkomst van producten uit de bezette gebieden op etiketten te vermelden. Hij vindt het ‘niet meer dan normaal’ dat duidelijk wordt dat avocado’s of druiven uit de illegale nederzettingen afkomstig zijn. Maar Israël reageerde gepikeerd – het was al niet blij met het recente besluit van de EU om geen samenwerkingen meer aan te gaan met bedrijven en instellingen die vestigingen hebben in de nederzettingen. ‘Israël is altijd over alles woedend als ze geen gelijk krijgen. Ze zijn niet gewend om kritiek te krijgen. Maar dit soort speldenprikken zijn wel belangrijk, je oefent druk uit.’

Foto: Privéarchief Koos van Dam

Van Dam wil veel verder gaan dan alleen producten uit de nederzettingen uitsluiten van de voordelige importtarieven. Wat hem betreft wordt het in 2000 met Israël gesloten associatieverdrag in zijn geheel herzien. ‘Waarom alleen producten uit de nederzettingen uitsluiten? De beslissingen over die nederzettingen worden genomen door de Israëlische regering.Laten we niet vergeten dat de meeste leden van het huidige Israëlische kabinet een tweestaten-oplossing afwijzen. Israël moet volgens hen in de eerste plaats een Joodse staat zijn. Ze zijn de twee miljoen Palestijnen die in de staat Israël wonen liever kwijt dan rijk. Laat staan dat ze oprecht streven naar een deling van de macht met een te vormen Palestijnse staat. Ze hebben liever geen vrede dan dat ze de bezette gebieden verliezen. Daarom vind ik dat het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Israël moet worden heroverwogen. Ik vind dat we, indien daartoe voldoende aanleiding bestaat, moeten stoppen met het hanteren van lage importtarieven voor alle producten die vanuit Israël worden geïmporteerd.’ Veel kans dat Van Dams pleidooi om het associatieverdrag te herzien snel werkelijkheid wordt, is er niet. ‘Als je alleen al ziet wat voor commotie een kleine kwestie als de etikettering van de producten uit de bezette gebieden in Nederland al teweegbrengt, dan vraag ik me af of het ooit gaat lukken om 28 Europese landen op één lijn te krijgen.’

In De vrede die niet kwam uit 1998 verklaarde Van Dam het almaar niet bereiken van een vredesakkoord door te wijzen op ‘het gebrek aan politieke wil bij het veel sterkere Israël’ en het ontbreken van de bereidheid bij de internationale gemeenschap om Israël echt onder druk te zetten. Hij vreest dat het nu, vijftien jaar later, dezelfde kant op zal gaan. Van Dam (‘je moet optimistisch blijven’) juicht het recente Ame­ri­kaanse vredesinitiatief toe, al vermoedt hij dat er niet veel uit zal komen. Hij wijst op de totale onwil van de Israëlische regering om de afgelopen jaren met de Pales­tijnen in gesprek te gaan én het provocerende besluit dat onlangs werd genomen om in de nederzettingen meer dan duizend nieuwe appartementen te gaan bouwen.

Uit opiniepeilingen blijkt dat de Israëlische bevolking best vrede wil, maar er niets voor op wil geven. Met welk mandaat ga je dan onderhandelen? zo vraagt Van Dam zich af. De gesprekken zullen negen maanden duren. ‘Nou, als er dan nog niets uit is gekomen, lijkt mij de tijd rijp om als Europa echt in actie te komen en het associatieverdrag te herzien,’ zegt Van Dam. ‘Israël moet een keer voelen dat het zo niet verder kan.’