Libanon zit voor altijd in mijn hart
Als jonge man ging Arend in 1980 op missie naar Libanon. Jaren later reist hij naar Syrië om terug te gaan naar de plek waar hij de spannendste tijd van zijn leven heeft doorgebracht. Dit jaar staat Veteranendag in het teken van de missie naar Libanon. Het is namelijk 30 jaar geleden is dat de laatste lichting Nederlandse militairen van de vredesmissie United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL) terugkeerden.
“Onduidelijke beelden uit Syrië. Gemaakt met mobieltjes. Bloedende mensen. Al ruim 200.000 doden in een afschuwelijke burgeroorlog. In 2010 was ik op vakantie in Syrië en praatte ik veel met de lokale bevolking in Damascus. Nu ben ik verbijsterd hoe snel de geschiedenis herschreven wordt. Mijn bezoek aan Syrië had te maken met mijn verblijf in Libanon in 1980 als Military Police (MP). Ik wilde vanuit Syrië terug naar het huis waar ik het spannendste half jaar van mijn leven heb doorgebracht. Geen taxichauffeur die het aandurfde. Te gevaarlijk.
Ik ga in gedachten 30 jaar terug in de tijd en ik realiseer me dat er nog steeds niet veel veranderd is. Onschuldige slachtoffers. Zinloos bloedvergieten. Als 19-jarig broekie werd mij verteld dat de strijdende partijen uit elkaar gehouden moesten worden. Ik wist maar weinig van wat er precies aan de hand was. Ik was in Staphorst geboren en getogen. In een streng traditioneel gezin waar de bijbel en vooral de Tien Geboden leidraad waren voor mijn leven. Ik was niets gewend: mijn wereld hield op bij de grenzen van het dorp. Het buitenland was in mijn beleving onbereikbaar.
Ik vond het vooral stoer om de vrede te dienen
Natuurlijk kregen we een vooropleiding maar daar leerde ik vooral hoe ik met welke wapens moest schieten. En hoe je om moet gaan met de plaatselijke bevolking. Er was toen nog weinig aandacht voor de psychische kant. Jaren later heb ik door middel van gesprekken met een psycholoog deze periode de plek gegeven die het verdiende en nodig had. Libanon heeft een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Het land zit voor eeuwig in mijn hart.
Na een week Libanon maakte ik mijn eerste echte vuurdoop mee. In een witte jeep samen met de opperwachtmeester door het prachtige Zuid-Libanese landschap op weg naar het hoofdkwartier in Naquora. Toen we een checkpoint van de militie van Haddad passeerden, glimlachten en zwaaiden de mannen in soldatenpakken vriendelijk. De opper vertelde dat de dag ervoor hier een enorme schietpartij had plaatsgevonden. Op de terugweg passeerden we het checkpoint en zwaaiend passeerden we de soldaten. De opperwachtmeester rookte een sigaar en die viel op de grond. Hij zei: ‘stop, even terugrijden!’ Ineens hoorde ik een fluitend geluid boven mijn hoofd en dat bleken kogels te zijn! ‘Rijden’, hoorde ik een bange stem naast me roepen.
Gebukt over het stuur en met bonzend hart gaf ik gas en waren we snel buiten schootsafstand. De opper lachte nog zenuwachtig, maar ik dacht aan mijn familie en vriendin
Anno 2014 is er nog steeds geen oplossing voor de Palestijnse kwestie. Een oude Israëlische man vroeg ik in 1980 naar de oplossing. “Alle Palestijnen de zee in drijven”, was zijn choquerende antwoord. Ik was verbijsterd door de neutrale toon van zijn woorden. Dit geeft aan hoe radicaal gedacht werd en wordt over elkaar. En volgens mij is het een utopie om te denken dat Palestijnen en Joden in één land kunnen leven. Ze zullen een apart land moeten hebben, want anders zal het nooit vrede zijn.
Beide partijen zitten gevangen in een vicieuze cirkel van geweld. Ze verblijven samen op een smalle strook land. Ze kunnen elkaar niet verdrijven, maar vredig samenwonen, lukt ook niet. Het is een beangstigende patstelling, want de situatie is ondanks de ogenschijnlijke gewenning aan het dagelijkse geweld niet stabiel. Het geweldsniveau stijgt sluipenderwijs. De Palestijnen begonnen met stenen, toen volgden de zelfmoordaanvallen en nu zetten zij raketten in. Veel Israëliërs zijn voor harde vergelding, maar velen raken ook vermoeid. Ik voel vooral mee met alle onschuldige slachtoffers van al die zinloze conflicten.”