Friendly fire

Alle veiligheidsvoorschriften ten spijt, ongelukken met wapens zijn helaas niet uit te sluiten. In het rampjaar 1983 kwamen in een half jaar tijd drie Nederlandse Unifillers in Libanon tragisch om het leven door friendly fire. Deze ongelukken staan in het geheugen gegrift van de UNIFIL-militairen die daar indirect bij betrokken waren.

Door: Anne Salomons
Foto’s: privécollectie Kees de Brie

Al deze schietincidenten hadden te maken met vuurwapendiscipline”, aldus Kees de Brie, in 1983 bataljonsadjudant in Libanon en belast met de afscheidsceremonie bij de repatriëring van de overledenen. “Maar ongelukken zijn niet te voorkomen. De eerste keer was op 14 april 1983 toen de 18-jarige
Rijnard de Wolf op post 7.11 A door een schot uit een mitrailleur om het leven kwam. Een maat van hem zat te spelen met de spangeep van een MAG.
Over de afwikkeling na zo’n dodelijk schietincident stond niets op papier, toen heb ik zelf een bataljonsorder gemaakt voor een afscheidsceremonie
met een erewacht van alle UNIFILeenheden op vliegveld Beiroet. Acht jongens droegen de kist. Maar omdat we dit nooit geoefend hadden, ging er
van alles mis. De kist bleek niet zomaar een kist, maar een loodzware pakkist van één meter bij twee meter waar de lijkkist in zat. Omdat de dragers door
mijn onervarenheid niet allemaal van gelijke lengte waren, werd het dragen van de loodzware kist erg bemoeilijkt. Twee maanden later heb ik wel met de
dragers op post 7-20 kunnen vooroefenen, waarbij we een manschappenkast gevuld met stenen hebben gebruikt.”

Libanese medaille
Op 6 juni 1983 sterft de 18-jarige sergeant Theo Seebregts op post 7.9 wanneer hij terugkomt van patrouille. Een collega ontlaadt zijn uzi in verkeerde
volgorde en het wapen gaat af. Seebregts, die waarschijnlijk voor hem langs liep, stond precies in het schootsveld. Seebregts leefde nog toen hij per
helikopter werd afgevoerd naar het Rambamziekenhuis in Haifa. De Brie: “Bataljonscommandant Koster was razend dat het weer was gebeurd. Ik
moest hem vanuit het ziekenhuis ieder half uur op de hoogte houden van de situatie. Maar toen ik bij het ziekenhuis aankwam, bleek Seebregts al overleden.”
Seebregts is de enige die postuum een Libanese medaille heeft gekregen. “Tijdens de afscheidceremonie verscheen opeens een peloton van het
Libanese leger.” Zorg dat ze hier verdwijnen, was de opdracht die bataljonscommandant Koster aan De Brie gaf.

Maar uiteindelijk werden er op de kist toch twee Libanese medailles gelegd. De Libanese regering wilde in oktober 1983 bij het vertrek van Dutchbatt uit
Libanon alle Unifillers een onderscheiding geven, maar daar is nooit wat van terechtgekomen. “De Nederlandse regering was daar faliekant op tegen.”
René van der Wolf, destijds maatschappelijk werker, spoedde zich zodra hij van het ongeluk hoorde naar de post van Seebregts om te kijken of hij iets
kon doen. “Met de jongen die het veroorzaakt had, ben ik naar de marechaussee gereden en daar hoorden we dat Seebregts inmiddels overleden was.
Die jongen was vreselijke ontdaan. Toen heb ik met Unifillers op de post individueel gepraat. En ’s avonds ben ik nog met dokter Mooren teruggegaan om
verder met ze te praten. Het was toen allemaal geïmproviseerd en ongestructureerd. Heel anders dan nu. De dader, hoewel ik hem geen dader wil noemen,
zou meteen gerepatrieerd worden, maar ik heb ervoor gepleit dat hij zou blijven, binnen 24 uur stond hij weer op de post. Daarna heb ik nog regelmatig met
hem gepraat. ‘Het had mij ook kunnen overkomen’, zei een korporaal ter plekke. En zo waren in het algemeen ook de gevoelens van de andere jongens
op de post. Hij hoort erbij, we moeten hem niet isoleren.”

Stoere verhalen
De 19-jarige Jan Hoiting, dienstplichtig soldaat en boordschutter van een YP408, sterft op 5 oktober op zijn post 7.13 B wanneer een maatje van hem,
zojuist van verlof uit Israël teruggekeerd, met zijn uzi demonstreert hoe een mini-uzi werkt. Geleund tegen het kotje steekt hij zijn uzi schuin omhoog
in de richting van Hoiting die op de YP408 zit als het wapen afgaat. Hoiting is op slag dood. Korporaal Ruud Bracké was in die tijd YP-chauffeur en kwam regelmatig op post 7.13. “Jan zat bij mij in het peloton. Ik kende hem niet goed, maar sprak af en toe wel met hem. De dag van het ongeluk was ik met vier man de post aan het rondbrengen. Onderweg naar post 7.13 hoorden we dat Jan neergeschoten was. We hadden nog zijn laatste brief van het thuisfront voor
hem bij ons. Het idee dat-ie die brief nooit meer heeft kunnen lezen, vind ik onverdraaglijk.”

Al spoedig kreeg Bracké op zijn basispost 7.16 te horen wat er precies gebeurd was en heel snel ging de naam van de dader rond. “Ik kende de knaap
die het gedaan had uit mijn tijd in Assen. In de trein zat hij altijd stoere verhalen op te hangen. Een keer had hij thuis zijn kogels opengesneden en het
kruit in een zakje gedaan dat hij in de trein in de fik stak. Zo’n jongen dus. Ik wilde daar absoluut niet bij horen en ging altijd in een andere coupé zitten.
Hij was korporaal, maar had die streep nooit mogen krijgen.”

Spijt?
De dag van het ongeluk haalde een chauffeur het voertuig van Hoiting op. “We schrokken ons te pletter toen we zagen hoe de YP eruitzag. We hebben
meteen een paar emmers gepakt en zijn gaan schrobben, hoewel we eigenlijk op de marechaussee hadden moeten wachten.”
Vanwege de onveilige situatie in Beiroet werd het lichaam van Hoiting via Tel Aviv geëvacueerd. Maar omdat de Israëli’s hier geen afscheidsceremonie toelieten, werd er een eenvoudige ceremonie in Naqoura gehouden. Bracké was daar ook bij. Hij stond samen met vijf man van het peloton naast het lichaam van Hoiting dat tot zijn grote ontsteltenis niet in een kist lag, maar onder een zeiltje op een brancard die onder een stellage met de UNIFIL-vlag werd gereden.
“Onbegrijpelijk hoe daar mee werd omgegaan.” De Brie: “Heel vaag staat mij iets bij van het ontbreken van een kist, vermoedelijk omdat het stoffelijk
overschot per ambulance naar Israël moest worden gebracht en het daar pas gekist mocht worden. Om veiligheidredenen kon er mogelijk geen kist de
grens met Israël passeren.” Bij de afscheidsceremonie bleek ook de dader aanwezig. Bracké: “Hij stond daar met zijn maten gewoon te ginnegappen.
Dat kan ik nog steeds niet verkroppen. Had hij dan geen spijt?” Mede door deze tragische gebeurtenissen in Libanon kreeg Bracké een aantal jaar geleden geestelijke problemen. Bij hem werd een posttraumatische stress stoornis (PTSS) vastgesteld en in 2005 werd hem een Draaginsigne Gewonden
uitgereikt.

Hans van den Boogaard was in 1983 bij post 7.13 gestationeerd, maar vanwege de nasleep van twee gijzelingen werd er gewisseld met post 7.26. Via de radio
hoorde hij van het ongeluk met Hoiting. “Het had wel impact, hij was al de vierde dode in onze tijd”, aldus Van den Boogaard. “Verder dacht ik er niet echt bij na tot ik vijf jaar later op herhaling kwam. Toen liep de dader daar ook rond. We zouden een week later op de Harskamp schietoefeningen gaan doen en uitgerekend hij moest ons gaan vertellen hoe we met ons wapen moesten omgaan. Hij bleek onze schietinstructeur. Toen brak er iets in mij. Als ik hem zag, dook ik weg en ik riep: ‘Allemaal uitkijken, er vallen hier straks doden.’ De kapitein vroeg mij waarom ik zo deed en toen heb ik hem met tranen in de ogen het
verhaal verteld. Die jongen werd daarop naar huis gestuurd.”

Sterfgevallen
In Libanon stierven negen Nederlandse UNIFILmilitairen. Vier militairen stierven door friendly fire: de eerste was korporaal Siebe Boonstra die in 1979 werd getroffen door twee kogels uit het wapen van een mede-patrouilleleider. De laatste was Jan Hoiting, twee weken voordat het hele bataljon naar Nederland zou terugkeren.

 

De ‘daders’ werden doorgaans meteen door de marechaussee gehoord. Om privacyredenen worden hier hun namen niet genoemd.