het Lijkenincident
In mijn roman Een kwestie van zelfbehoud proberen hoofdpersonen Koen Donkersloot en Sybrand Sax, twee jonge studenten journalistiek, het deksel te lichten van een doofpotaffaire die zich in werkelijkheid heeft afgespeeld. In december 1980 raakte het Nederlandse Unifil-bataljon in Zuid-Libanon betrokken bij wat later ‘het Lijkenincident’ werd genoemd. Wat speelde zich precies zich af voor, na en tijdens dit incident? Waarom schreef ik een roman over dit onderwerp? En: waar ontmoeten feiten en fictie elkaar in de roman?
Een zielige pretentie
‘Alleen archeologen wordt een glimp van de werkelijkheid gegund,’ laat ik de Nederlandse Dutchbatt-kolonel Kleipoel in mijn roman verzuchten. Journalistieke pogingen een vinger achter ‘de waarheid’ te krijgen, zijn bij voorbaat vergeefs, houdt de kolonel zijn interviewers met Hermansiaans nihilisme voor: ‘Verblind door aswolken turen jullie over de rand van de krater en denken te begrijpen waarom de boel is geëxplodeerd – een zielige pretentie.’ Het Lijkenincident vond 33 jaar geleden plaats, op 25 december 1980. Er zijn nog veel te weinig jaren verstreken om een archeoloog te laten spitten, maar de kruitdampen zijn inmiddels wel opgetrokken – op enkele hardnekkige flarden na, daarover later.
Israëlische patrouille
Op de ochtend van Eerste Kerstdag 1980, even voor negenen, verschijnt een Israëlische patrouille in een dal nabij de Israëlisch-Libanese grens. Deze wadi al-Ayn vormt de grens tussen de landstrook die het legertje van Saad Haddad, een gedeserteerde Libanese majoor die door de Israëli’s als stroman wordt gebruikt, bezet houdt en het gebied van de Charlie-compagnie van Dutchbatt. Voor de Nederlanders is het een bijzondere dag, in het kader van de feestdagen komt luitenant-generaal Han Roos, bevelhebber van de Nederlandse landstrijdkrachten op bezoek, vergezeld van Dutchbatt-overste, luitenant-kolonel L.C. van den Heuvel. De twee hooggeplaatste officieren beleven een kerst die ze nooit vergeten, al worden ze in de jaren die volgen niet graag herinnerd aan het toneel dat de Israëli’s hen voorschotelden.
Een door een Unifil-soldaat gemaakte foto van de Israëlische patrouille tijdens hun afdaling in de wadi Al-Ayn.
‘Merry Christmas!’
Charlie-post 7.4, een hooggelegen kamp dat een machtig uitzicht op de vallei biedt, is inmiddels in rep en roer. Niet zozeer vanwege het naderen van de hoge bazen, maar omdat een zwaar bewapende patrouille van de IDF (Israel Defense Forces) ‘hun’ dal in marcheert: de controle over de wadi berust bij Unifil. Staand aan de rand van het kamp krijgen de Nederlanders een scherper beeld van de patrouille. Ze tellen twaalf man die, rugzakken op de rug, Mag- en Galil-mitrailleurs in de aanslag, zich in looppas van dekking naar dekking verplaatsen. Tot verbazing van de Dutchbatters, schettert de radiocommunicatie van de Israëli’s luid door het dal. ‘Merry Christmas!’ roepen een paar Nederlandse soldaten naar beneden. Geen reactie: de Israëli’s en ook de Palestijnen vieren geen kerst, voor hen is het business as usual, met een macaber tintje, dat wel. Door hun kijkers zien de Nederlanders hoe de Israëli’s in alle richtingen om zich heen schieten en handgranaten gooien. ‘Volgens mij willen ze indruk maken op ons hoge bezoek,’ merkt een Nederlandse majoor op, het is een gedachte die later bij velen opkomt.
Vrijwilligers
Wat doen die IDF-soldaten daar? Ze splitsen zich op in twee groepen van zes die elk een deel van de wadi uitkammen. En er zijn meer bewegingen. Straaljagers vliegen over, een heli klapwiekt voorbij, een jeep en een viertonner arriveren bij de rand van het dal aan de overzijde. Peter Filius, sergeant-majoor van de Charlie-compagnie, laat een YP 408, een door DAF gebouwde pantserwagen, positie kiezen bij de observatiepost en geeft opdracht om de .50-mitrailleur naar beneden te richten. Hij vraagt een ondergeschikte vrijwilligers op te trommelen voor een patrouille. De soldaat keert even terug met de boodschap dat niemand trek heeft in dit avontuur. Daarop geeft Filius een slinger aan het alarm: met de vijf soldaten die komen opdraven, stapt hij het hek over, het dal in. De heldhaftige mannen zijn uitgerust met Uzi’s en een Mag-mitrailleur. Onder dekking van de YP loopt het zestal, vijf dienstplichtigen en één beroepssoldaat (Filius), bergafwaarts. Verkenner Peter Broek gaat voorop, recht op twee Israëli’s af, een schutter en een helper, die hun Mag-mitrailleur op Unifil-gebied hebben geïnstalleerd en zo de toegang tot de wadi afsluiten. Tot opluchting van de Nederlanders kiezen de IDF-soldaten het hazenpad als ze de blauwhelmen zien naderen.
Grot
Enkele tientallen meters verwijderd van de plek waar de twee Israëli’s zich ophielden, zien de Nederlanders een levenloos lichaam liggen, op een pad, in de buurt van een kleine grot. Met een kijker tasten ze het terrein af. Ze ontdekken nog eens drie lijken en een RPG-7, een draagbare granaatwerper. Filius geeft zijn waarnemingen door via de radio en daalt, onder dekking van zijn patrouille, in zijn eentje af naar de grot. De lichamen van de Palestijnen zijn doorzeefd, stelt de patrouilleleider vast. Een Palestijn staart hem aan, de rest ligt met zijn gezicht op de rotsachtige bodem. Voetstappen naderen: een groep Israëlische soldaten verschijnt. Ze besteden geen aandacht aan de Dutchbatt-commandant die, op zijn vraag wat er met de lijken gaat gebeuren, te horen krijgt dat hij straks wel wordt geïnformeerd. Van zijn meerderen krijgt Filius opdracht ter plaatse te blijven. Hij doet een paar passen achteruit en geeft via de radio verslag van wat hij ziet: met rubber handschoenen aan beginnen Israëlische soldaten de lijken te onderzoeken. Ze snijden de uitrusting los, vinden een stafkaart en gieten een veldfles leeg. De lichamen, die een meter of vier van elkaar af liggen, worden opgepakt en half over elkaar heen gegooid.
In de omgeving van deze kleine grot werden de Palestijnse lichamen aangetroffen.
Beruchte reputatie
Opeens herkent Filius een van de Israëlische soldaten, het is kolonel Chaim Pe’er, een liaison-officer met een beruchte reputatie: hij zou de regie hebben gevoerd over een wraakmoord op twee willekeurige Ierse UNIFIL-militairen. Als de commandant meldt dat Chaim betrokken is bij de operatie, slaat het Dutchbatt-HQ in Haris op tilt: Filius krijgt opdracht onmiddellijk rechtsomkeert te maken. Hij moet zijn patrouilleleden naar een hoger gelegen punt in de kloof leiden en zelf terugkeren naar post 7.4. Het gerucht gaat dat een van de Palestijnse strijders is ontsnapt, als deze hem weet te fotograferen in een situatie waarin hij boven een stel dode Palestijnen met IDF-soldaten staat te praten, komt de neutraliteit van Unifil in het geding. Filius hecht weinig geloof aan deze argumentatie die hij later te horen krijgt. Met tegenzin geeft hij gehoor aan het bevel. Hij draagt hij de radio over aan een van zijn soldaten en laat de patrouille op honderd meter afstand van de grot achter vanwaar zij scherp zicht houden op de Israëli’s.
Een betrekkelijk recente foto van de door Dutchbatt-HQ gevreesde kolonel Chaim Pe’er, destijds commandant bij de Sayaret Matkal, een op terreurbestrijding gerichte special forces eenheid van het Israëlische leger, tegenwoordig instructeur en propagandist van de door hem ontwikkelde vechtsport Kapap.
Een door de PLO vrijgegeven foto van de bij het Lijkenincident omgekomen Palestijnen.
Wrede wending
Als de commandant even later weer bij het kamp aankomt, ziet hij dat het hoge bezoek is gearriveerd: bevelhebber Roos en overste Van den Heuvel hebben zich naast de YP genesteld, kijken het dal in en worden voortdurend gebriefd over de situatie die een onverwacht wrede wending krijgt. De meeste Israëlische soldaten vertrekken, een paar blijven achter bij de grot, steken een lont aan en rennen weg. Deze handelingen herhalen zich nog een keer, vermoedelijk omdat het lont uitdooft. De achtergebleven patrouilleleden melden dat een Israëlische soldaat terugkeert bij de lijken, de springstof tussen de lichamen controleert en zich uit de voeten maakt. Zware explosies daveren door de vallei. De lijken worden uit elkaar geslingerd, ergens ligt een laars met een been. Een paar uur later schuiven de mannen van 7.4 aan voor het kerstdiner.