Alleen kinderen huilen
Ron de Vos voelde zich een bink toen hij in juli 1980 als VN-militair in Libanon aankwam. Zes maanden continu stress en uitputting volgden. Nu, zestien jaar later, heeft hij die periode eindelijk in een boek onder woorden kunnen brengen. Libanon bleek een hel en allerminst een heldendaad of vakantietrip. Vier dienstmakkers die niet meer konden aarden in Nederland pleegden zelfmoord. De dood kreeg voor Vos een gezicht toen zijn vriendin overleed. Als politieman kwamen jaren later emoties los bij de vliegtuigramp in de Bijlmer. 'Dit Libanon-litteken blijft altijd zitten. Alleen hoeft het nu geen pijn meer te doen.'
Duizenden Nederlanders hebben de laatste decennia in VN-verband in het buitenland gediend. Ron de Vos is een van hen. Hij maakte deel uit van Unifil, de VN-troepenmacht die de PLO-strijders en het Israëlische leger in Zuid-Libanon uit elkaar moest houden. Zijn boek 'Alleen kinderen huilen' is het openhartig verhaal van een Amsterdamse jongen met bravour die als 19-jarige dienstplichtige sergeant zijn onschuld op schokkende wijze verliest. Een jongen met zijn wapentuig in de put. Dag in, dag uit leven met stress en beschietingen, vermoeidheid en eenzaamheid. Er wordt te weinig geslapen, onvoldoende gegeten en de militairen raken volledig uitgeput door de ontelbare loodzware patrouilles door het berglandschap.
Misstanden
Vos merkt al in Libanon dat hij langzaam maar zeker verandert, zo blijkt uit een brief die hij destijds aan zijn vriendin schreef: 'Gisteren dacht ik nog aan vandaag. Vandaag denk ik aan niets. Het is raar het gevoel te hebben dat niets je meer interesseert. Als ik mezelf zie in het kleine scheerspiegeltje in de wastent, zie ik een boos en teleurgesteld iemand. Boos omdat ik zoveel misstanden zie en teleurgesteld omdat ze naar me schieten en naar me schreeuwen. Ik begrijp dat niet, ik wil het alleen maar goed doen. Het voelt allemaal net als een film, alleen ben ik bang dat de angst niet weg gaat als het licht aangaat.
'Ook de andere tweeëntwintig jongens van het peleton vertonen al snel een ander gedrag. Er wordt afstand genomen van emoties en niets in het oorlogsgebied doet denken aan de wereld thuis. 'Er was geen telefoon, geen uurtje vrij, geen privacy. We hadden elkaar ontzettend hard nodig om te overleven, om niet gek te worden. Juist daarom hadden we zo'n hekel aan elkaar. 'De soldaten draaiden meer en meer op routine. Vos: "Op een gegeven moment had je gewoon zin om te schieten."
Eénmaal thuis ervaart Vos het onbegrip en de onverschillige houding van mensen om hem heen. 'Ze hadden zich nooit een seconde in kunnen leven hoe het was, wat we doorstonden. Het had hen geen bal geïnteresseerd. Ze hadden keurig netjes de artikelen over Unifil overgeslagen en snel doorgebladerd naar de sportpagina's', schrijft Vos. "Ik werd vreselijk kwaad op mensen die aan me vroegen 'Wat doen jullie daar na vijven?" belachelijk. Nu verdedig ik me niet meer wanneer men zoiets zegt".
Het onbegrip eist zijn tol. Vos gaat na zijn terugkeer door een diep dal. Een vriend, een andere Libanon-ganger, verdrinkt thuis in Sassenheim. "Van onze groep hebben na terugkeer vier jongens zelfmoord gepleegd." De dood krijgt voor Vos zelf een gezicht wanneer onverwachts zijn vriendin aan een ernstige ziekte lijdt en sterft. "Als ik niet naar Libanon gegaan was, waren de signalen van haar ziekte wel tijdig gezien en had ze behandeld kunnen worden. "In het boek toont Vos zich ook schuldig over de dood van de militair Christiaan. 'Ik had Christiaan in Libanon op die fatale missie gestuurd.'
Of Libanon het achteraf gezien allemaal waard was? Vos geeft niet direct antwoord op deze vraag. "Eerlijk gezegd weet ik dat nog steeds niet. Maar er zijn altijd mensen die het nog erger hebben. "Hij kan nu relativeren. De Libanon-puzzel in zijn hoofd is eindelijk compleet. "Je moet er over praten met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. Dan gaat het litteken langzaam dicht. Dat gaat niet met je ouders of met vrienden."
Het besef waarmee Vos over de nasleep van Libanon praat, is onder meer te danken aan zijn werk bij het Amsterdamse Politiekorps. De vliegramp in de Bijlmer betekende een belangrijk keerpunt. Hier was hij vier maanden lang betrokken bij de opvang van collega's. De verwoeste brandende flats door het neergestorte El-Al-toestel deden hem aan de puinhopen in Beiroet denken. "Alleen kwamen de emoties nu wel los. Want nu hoorde ik geen Arabisch, maar Nederlanders die in paniek schreeuwden."
Honderden gesprekken met geëmotioneerde agenten volgden. Net als hij zelf en zijn dienstmakkers in Libanon zag hoe zij stotterden en trilden als gevolg van de stress. "Ik gaf ze tips hoe met hun angst om te gaan. Dat ze het van zich af moesten schrijven en dat hun reactie normaal was. Tot ik op een gegeven moment dacht: waarom zou ik het niet zelf van me af schrijven ?" Tientallen keren probeerde hij het. Het resultaat ligt nu in de boekhandel.
Met het schrijven van het boek heeft Vos zijn strijd overleefd. Hij is inmiddels binnen het politiekorps Amsterdam-Amstelland opgeklommen tot inspecteur bij de dienst Vreemdelingenpolitie en ziet daarin nog dagelijks een uitdaging. Met een scheef oog kijkt hij naar de VN-missies die sinds Libanon nog altijd doorgaan. "Voorhoeve stuurt nu jongens en meiden naar het voormalig Joegoslavië voor zijn eigen glorie. Ik zou geen soldaten meer sturen naar dat soort landen. Zelfs al lopen ze daar geen fysieke verwonding op, geestelijk gebeurt dat wel degelijk. Nare ervaringen komen boven. Al duurt het tien jaar."