Andere Tijden: UNIFIL (7 september 2000)

Machteloosheid, frustratie en een hoog percentage van Post Traumatische Stress. Een terugblik op het werk van Dutchbat in Zuid-Libanon, begin jaren tachtig.

 

Nederlandse blauwhelmen

De eerste VN-vredesmacht, in de vorm die we nu nog kennen, is de UNEF-1, een internationale troepenmacht van zo'n 6000 militairen die in 1956 toezicht hield in het gebied rond het Suez-kanaal. De toenmalige secretaris-generaal van de VN, Hammarskjöld, raakte behoorlijk enthousiast over deze vorm van 'peace-keeping' door de VN. Hij polste bij verschillende lidstaten of die niet een soort stand-by legertje konden vormen, waarop de VN een beroep kon doen bij toekomstige vredesoperaties. Nederland werd ook gepolst. Het had, op heel kleine schaal, al waarnemers bij verschillende missies geleverd. De vraag van Hammarskjöld riep gemengde reacties op. Het ministerie van Buitenlandse Zaken reageerde positief. Nederlandse deelname aan VN-vredesmachten bood de mogelijkheid om nog een rol in de wereldpolitiek te spelen. Op het ministerie van Defensie was men een stuk gereserveerder, daar kwamen allerlei praktische bezwaren naar voren, zoals het gebrek aan geschikt personeel. Uiteindelijk kreeg Buitenlandse Zaken de overhand. Het enthousiasme binnen de VN over de stand-by eenheden was inmiddels behoorlijk afgenomen. Toch bood minister Luns in september 1963 formeel een Nederlandse stand-by eenheid aan. Die bestond uit het Korps Mariniers, het legeronderdeel dat in feite werkloos was geworden door het gedwongen opgeven van Nieuw-Guinea. Erg tevreden over dit aanbod was de VN niet, men had liever een landmachtonderdeel als stand-by eenheid. Ondanks gesputter van Defensie, besloot de Nederlandse regering hier op in te gaan. In oktober 1965 wordt het 44ste pantserinfanteriebataljon in Zuidlaren aangewezen als toekomstige VN-eenheid. Het bataljon kreeg vanaf die tijd een speciale VN-training van 2 maanden. Tot verdriet van Buitenlandse Zaken maakte de VN vervolgens jarenlang geen gebruik van deze eenheid. Het koloniale verleden van ons land speelde daarbij een rol. We zijn minder geliefd in de wereld, dan men op Buitenlandse Zaken hoopt. Mede door bezuinigingen komt er de klad in de speciale VN-training van het 44ste. In 1978, als er eindelijk een verzoek van de VN komt om deel te nemen aan de VN-vredesmacht in Libanon, omvat die training niet meer dan één dag theorie.

Burgeroorlog in Libanon

Hoofdkwartier Unifil.

Libanon, en vooral de hoofdstad Beiroet, heeft heel lang een imago van welvarendheid en tolerantie weten op te houden, maar in feite rommelt het in het land al sinds de onafhankelijkheid in de Tweede Wereldoorlog. De verschillende bevolkingsgroepen, namelijk Christenen, Druzen en Islamieten, leven in wankel evenwicht met elkaar. Na de oprichting van de staat Israël komen hier ook nog vele Palestijnse vluchtelingen bij. Elk van deze groepen is onderling ook weer verdeeld. Officieel begint de 'echte' burgeroorlog in april 1975, het moment waarop de gewapende strijd ook de straten van Beiroet gaat beheersen. Een Arabische vredesmacht (in feite het Syrische leger) probeert een jaar later enige rust te brengen, tevergeefs. In het zuiden van Libanon voert Israël een eigen strijd tegen de daar wonende Palestijnen en hun PLO, die op hun beurt gewapende missies in Israël uitvoeren. Na een aanslag door de PLO op een Israëlische bus, waarbij 44 doden vallen, trekt het Israëlische leger Libanon binnen. Een paar dagen later, op 19 maart 1978, neemt de Veiligheidsraad resolutie 425 aan, waarmee UNIFIL wordt opgericht, de United Nations Interim Force In Lebanon. Deze VN vredesmacht krijgt als taken de terugtocht van het Israëlische leger uit Zuid-Libanon te controleren, de vrede en veiligheid in het gebied te herstellen, om het tenslotte weer aan een zittende Libanese regering te kunnen overdragen. Israël gelooft geen moment dat UNIFIL in staat zal zijn om de PLO in de hand te houden in Zuid-Libanon en zo verdere aanvallen op Noord-Israël te voorkomen. Formeel trekt het Israëlische leger zich wel terug, maar het creëert een soort bufferzone, een strook land in het deel van Zuid-Libanon dat grenst aan Israël. Hier krijgt de christelijke militie van een majoor Haddad het voor het zeggen. Hij is niet meer dan een stroman van Israël. Het UNIFIL-gebied wordt dus deels beheerst door majoor Haddad, deels door de PLO en dan zijn er nog verschillende lokale groepen met elk hun eigen belangen èn wapens. De eerste UNIFIL detachementen merken al snel dat ze in een wespennest terecht zijn gekomen waar weinig eer aan te behalen valt. Frankrijk, dat met een goed getrainde eenheid deelneemt, geeft er al snel de brui aan. De Fransen kennen het gebied goed. Libanon was voor de Tweede Wereldoorlog Frans mandaatgebied. Ze voelen zich nu hevig beperkt door het mandaat van UNIFIL: er mag niet geschoten worden, tenzij uit zelfverdediging. Zo valt er geen vrede te bewerkstelligen, redeneren de Fransen, al zeggen ze dat niet hardop. Ze zeggen wel hun medewerking op. De VN moet op zoek naar vervanging, ook voor het Iraanse detachement, dat niet langer wil meewerken vanwege politieke problemen in eigen land.

Nederland doet mee met UNIFIL

Vlak voor Kerstmis, op 19 december 1978, doet VN secretaris Waldheim een informeel verzoek: wil Nederland troepen leveren ter vervanging van de UNIFIL detachementen van Frankrijk en Iran? Bij Buitenlandse Zaken zijn ze blij. "Verheugde verbazing" herinnert de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Chris van der Klaauw, zich als zijn eerste reactie. Deelname aan UNIFIL lijkt een gouden kans om eindelijk weer mee te tellen in de wereld. Na de nodige beraadslagingen met Defensie, komt het verzoek op 12 januari 1979 in de Ministerraad uitgebreid aan de orde. 's Middags maakt vice-premier Wiegel het besluit openbaar. Het weekblad Vrij Nederland kopt: "Het spontane besluit van een vakantiekabinet". Een week later zijn de formaliteiten met de VN afgehandeld. De Tweede Kamer is er niet aan te pas gekomen. Uiteindelijk is een Kamermeerderheid wel voor, maar de Kamer neemt ook een motie aan waarin wordt gesteld dat de regering vooraf overleg had moeten plegen. Over de taak en het mandaat waar UNIFIL mee moet werken, worden weinig vragen gesteld. Er wordt zowel in de Kamer als daarbuiten vooral gedebatteerd over de al of niet gedwongen deelname van dienstplichtigen. Het 44ste pantserinfanterie bataljon in Zuidlaren mag dan al sinds 1965 zijn aangewezen als VN-bataljon, veel van de dienstplichtigen die zich hiervoor aanmelden realiseren zich nauwelijks wat dat inhoudt. Het zijn vaak jongens uit het noorden van het land, die zich opgeven voor Zuidlaren omdat dat dicht bij huis is. De regering houdt voet bij stuk: iedereen die een formulier heeft ondertekend waarmee hij zich bereid verklaarde tot VN-diensten moet mee. Zo'n 120 dienstplichtigen tekenen bezwaar aan en beginnen een kort geding. Dat dient eind februari, de dienstplichtigen verliezen het. Maanden later, als hun diensttijd in Libanon er al bijna op zit, krijgen de 120 alsnog gelijk van het Gerechtshof in Den Haag. De regering past daarop de wet aan, om problemen in de toekomst te voorkomen. Echt nodig is het niet meer. Door de langere voorbereidingstijd worden er voor de tweede en latere lichtingen voldoende dienstplichtigen gevonden die zich vrijwillig aanmelden voor een verblijf in Libanon.

Op 10 maart 1979 vertrekt de hoofdmacht van de eerste lichting Dutchbat vanaf Schiphol. Daarna volgen de lichtingen elkaar op (elke zes maanden) tot en met 1983. Dan vermindert Nederland zijn bijdrage aan UNIFIL sterk, om er in 1985 helemaal mee op te houden. Belangrijke reden is een nieuwe Israëlische inval in Libanon in 1982. UNIFIL wordt daarbij in feite onder de voet gelopen, het krijgt uitdrukkelijk opdracht niets te doen tegen deze invasie. Voor de in totaal 9 doden die Dutchbat te betreuren heeft, is een monument opgericht in Zuidlaren. UNIFIL zit heden ten dage nog in Libanon en heeft zijn missie nog altijd niet voltooid. Vanwege de terugtrekking van Israël uit de bufferstrook in het zuiden in mei 2000, is er sprake van een opleving van UNIFIL activiteit. Eindelijk is nu een van de eerste opdrachten, het controleren van de definitieve terugtrekking van Israël, uitgevoerd.

Ervaringen in de praktijk

Uitkijkpost van Unifil.

Wie nu praat met UNIFIL'ers over hun ervaringen, krijgt heel uiteenlopende verhalen te horen. Voor de een was het een fantastische tijd, voor de ander een zwarte periode die de rest van zijn leven negatief heeft beïnvloed. Er zijn een paar zaken waar iedereen het over eens is. De situatie in Zuid-Libanon was behoorlijk gevaarlijk en gespannen, en het mandaat was onmogelijk. Ook minister Van der Klaauw ervaart bij zijn eerste werkbezoek dat het gevaarlijker is dan hij verwacht. De militairen ervaren het 6 maanden lang, elke dag. Het is niet zo dat iedere post van Dutchbat permanent werd beschoten, maar het gebeurde af en toe wel en wanneer bleef onvoorspelbaar. De verhouding met de lokale bevolking varieerde van heel vriendelijk tot uitermate koel, maar wie er nu werkelijk te vertrouwen was, dat bleef meestal onduidelijk. Dat is niet zo vreemd. UNIFIL kon zijn eigen opdracht, het gebied weer in volledige vrede overdragen aan de Libanese regering, niet vervullen en dus kon de lokale bevolking ook geen volledig vertrouwen aan UNIFIL geven. Er bleef teveel macht bij lokale milities, of die nu door majoor Haddad, lees Israël, of de PLO, Amal of Hezbollah werden geleid. Het mandaat stond UNIFIL niet toe om krachtig tegen hen op te treden. Dat staat los van de dankbaarheid voor de initiatieven die Nederlandse militairen namen voor het bouwen van scholen of het aanleggen van sportvelden voor de bevolking in hun gebied. Dat leidde soms tot vriendschapsrelaties die nu nog bestaan. Het bleef moeilijk om de culturele kloof te overbruggen. Dat de lokale bevolking het niet waardeerde als UNIFIL-soldaten in hun vrije tijd spaars gekleed gingen, dat was lastig, maar aanvaardbaar. Dat Zuid-Libanon een gebied was waar familie-eer en bloedwraak nog hoog in aanzien stonden, was moeilijker te begrijpen. UNIFIL raakte regelmatig en meestal ongewild betrokken bij incidenten in deze sfeer.

Waar alle militairen het ook over eens zijn, is de soms gebrekkige organisatie van de landmacht. "Soldaten kankeren altijd" is een veel gehoord verweer van Defensie, maar feit blijft dat Dutchbat een hoop verouderde voertuigen meekreeg, die het al snel begaven. Vervangende onderdelen kwamen maar mondjesmaat uit Nederland. Soms kon de helft van het wagenpark niet uitrijden. Patrouilles moesten niettemin worden gedaan, als het niet rijdend kon, dan maar lopend. Gevolg was dat sommige militairen dan zelf maar voor onderdelen zorgden, hetzij door ze te jatten bij collega's, hetzij door ze te kopen bij de lokale bevolking. Nadat de ergste misstanden in Nederland in het nieuws gekomen waren, verbeterde de situatie, maar toen was het einde van de Nederlandse deelname al in zicht. Dutchbat was overigens binnen de UNIFIL eenheden wel het best bewapende detachement.

Koninginnedag 1982

Zangeres Hansje Ravesteijn

Op 30 april 1982 heeft de Dienst Welzijn van Dutchbat een feest georganiseerd in Haris, het Nederlandse hoofdkwartier. Zo'n feest is gebruikelijk. De buren, ofwel Irishbat, doen zoiets ook op St. Patricksday. Op het programma staan allerlei optredens, onder andere van de Nederlandse zangeres Hansje Ravesteijn. Zij treedt vaker op voor militairen en is al op 28 april begonnen aan een tournee langs diverse Nederlandse posten. Behalve muziek zal er ook de traditionele haring en oranjebitter zijn, maar die komen helaas nooit aan. Het feest is georganiseerd door welzijnsofficier majoor Klaas van Coberen. Hij heeft het ook doorgesproken met de burgemeester van Haris, Abi Alli, met wie hij heel geregeld contact onderhoudt. In hoeverre aan Van Coberen is gemeld dat er van fundamentalistische zijde bezwaren zijn tegen een 'westers' feest is niet duidelijk, betrokkenen spreken elkaar tegen op dit punt. In ieder geval is het gezellig vol op het plein in Haris als het feest begint. Veel militairen, maar ook veel bewoners. Het optreden van Hansje is een groot succes, ze heeft diverse acts en kostuums bij haar liedjes en komt op in UNIFIL-uniform, dat ze al strippend uittrekt en dat een luipaardjurkje verhult. Er is een act met een waterpistooltje op haar eigen liedje 'Silex Pistols Piew Piew'. Het optreden wordt afgesloten met de hit van André Hazes, 'Een beetje verliefd', zeer populair bij de jongens in Libanon. Als Hansje klaar is, begint een Ierse militair met gitaar en zang. Dan rijdt plotseling een man op een motor de menigte in, hij zwaait met z'n pistool, wil gericht schieten op majoor Van Coberen. Het schot mist dankzij de ingreep van een bewoner, maar de kogel gaat wel door de broekspijp van soldaat Rob Stolk. Daarna ontstaat een pandemonium, iedereen vecht met iedereen. Majoor Van Coberen wil de boel nog sussen, maar krijgt een aantal klappen met een stoel op z'n hoofd en valt buiten bewustzijn van de trap bij het podium. Geen van de UNIFIL'ers is gewapend, ze hadden uitdrukkelijk de opdracht om ongewapend naar het feest te komen. Een aantal van hen is ziedend van woede over wat er gebeurt en haalt een pantservoertuig, vol met wapens, bij de dichtstbijzijnde post, vastbesloten om het hele dorp plat te schieten. Dat gebeurt niet, maar het kost onderofficieren de grootste moeite om de jongens kalm te krijgen. Alle frustraties van het maandenlange, machteloze nietsdoen komen naar buiten en sommigen gaan zover dat ze hun mede-soldaten bedreigen. Het is een situatie waar Defensie niet graag aan herinnerd wordt. Majoor Van Coberen wordt ondertussen afgevoerd naar het UNIFIL-ziekenhuis. Een dag later moet hij er weer weg, de Zweedse leiding van het ziekenhuis is bang voor een ontvoering of een mogelijke andere actie van fundamentalisten tegen hun patiënt. Van Coberen brengt een aantal weken door op een afgelegen Dutchbat post en houdt de rest van zijn leven last van rugklachten. Defensie probeert zo min mogelijk van het incident naar buiten te laten komen. De soldaten wordt 'sterk aangeraden' om er in Nederland niet over te praten. In 'TM - het tijdschrift voor de militair van nu' wordt het dagboek van Hansje Ravesteijn over haar belevenissen in Libanon wel gepubliceerd, maar in een behoorlijk geredigeerde versie. Het incident komt er in voor, maar in tamelijk bedekte termen. Hetzelfde geldt voor de berichtgeving in 'Dubbel Vier' het gestencilde blaadje dat ter plekke voor Dutchbat wordt gemaakt. Koninginnedag 1982 in Libanon was een vrolijk feest met een vechtpartijtje dat niet veel voorstelde, dat is het beeld waar Defensie aan vasthoudt.

De lessen

Veteranencafé

Veel van de Libanon-gangers hebben in meer of mindere mate last gekregen van PTS, Post Traumatische Stress. Rob Stolk kan er over mee praten. Hij ging op een gegeven moment dromen over de kogel die op Koninginnedag door z'n broekspijp ging en dat 'ie dan z'n UZI pakte en terugschoot, wat dus niet kon, want hij was ongewapend. Het illustreert de machteloosheid die de meeste jongens hebben gevoeld. Ze mochten en konden eigenlijk niets, althans zo voelden ze het. Ze deden aan 'peace-keeping', maar er was in feite geen vrede die gehandhaafd kon worden. Minister Van der Klaauw heeft een veel zonniger visie op UNIFIL. Hij vindt het, ook achteraf bekeken, een succesvolle operatie. Er is in Zuid-Libanon geen echte oorlog, geen grootschalig conflict uitgebroken en dus heeft UNIFIL zijn taak goed vervuld. Als er al een les te leren valt, dan is het dat militairen moeite hebben met 'peace-keeping': "Een soldaat wordt in wezen opgeleid om gewapenderhand naar een resultaat te werken en hier staat 'ie dus, als ja, een politieagent, die zegt jongens, wees nou verstandig en ga uit elkaar". Toch blijft Van der Klaauw geloven in 'peace-keeping' door de VN en in Nederlandse bijdrages daaraan. Hij voorziet veel politieke problemen als de VN zou overgaan op 'peace-enforcing', vrede opleggen. Waarschijnlijk moeten er dan ook speciale VN-bataljons komen die overal kunnen worden ingezet en daarmee raakt Nederland de zeggenschap over de eigen manschappen volledig kwijt. Een groot nadeel, vindt Van der Klaauw. Rob Stolk en Klaas van Coberen vinden daarentegen, na hun ervaringen, dat je alleen nog maar aan 'peace-enforcing' moet doen. Een VN-macht moet de mogelijkheid en de middelen hebben om daadwerkelijk handelend op te treden. Veel UNIFIL-veteranen zijn het daarmee eens. Een flink aantal van hen heeft sterk meegeleefd met wat er in Bosnië en met name Srebrenica is gebeurd. De machteloosheid, de beperktheid van het mandaat, de beperktheid van de middelen: ze herkenden het maar al te goed. En ze werden opnieuw kwaad, omdat het allemaal al eerder was gebeurd en niemand daar blijkbaar van had geleerd.

Tekst: Gerda Jansen Hendriks
Reportage: Gerda Jansen Hendriks, Hendrina Praamsma

Bronnen

BEELDEN

De meeste beelden van Libanon komen uit drie voorlichtingsfilms die de Landmacht heeft laten maken voor degenen die deelnamen aan UNIFIL. Twee zijn gemaakt in 1979, respectievelijk 'In dienst van de vrede' en 'Het zevende gebied'. Uit 1981 is de film 'Nog één dag en een meur'. Opvallend is vooral de nietszeggendheid. We komen het nodige te weten over de flora en fauna van Libanon, er is sprake van 'een mooie taak' van UNIFIL en er wordt benadrukt dat er niet zomaar geschoten kan worden, zonder in te gaan op de frustraties die dat met zich mee kan brengen. In 'Het zevende gebied' komt dit overigens wel ter sprake, net als de verveling en de angst die elke UNIFIL-soldaat ervaart. Deze film geeft daarmee een redelijk beeld van de situatie, maar bevat tegelijk een aantal 'spannend' gemaakte scènes van patrouilles èn een nogal romantisch beeld van de ontspanningsmogelijkheden (surfen aan de kust). Merkwaardig is het begin van deze film, een interview met de zojuist terug gekeerde luitenant-kolonel Tjassens, de bevelhebber van Dutchbat. Hij waarschuwt de kijker dat de film die gaat komen naar zijn mening een iets te 'wervelend' karakter heeft. Het wekt de indruk dat de Landmacht niet helemaal gelukkig was met deze film. Hij is wel vaak vertoond voor degenen naar Libanon vertrokken.

Verder is er gebruikt gemaakt van beelden uit reportages die TROS Aktua in 1980 en 1982 over Dutchbat heeft gemaakt. Voor de gebeurtenissen rond Koninginnedag hadden we de beschikking over een 8mm amateurfilm, alsmede foto's en dia's gemaakt door aanwezigen. Het hele incident is overigens ook gefilmd door CNN, maar helaas is dat materiaal in hun archieven niet bewaard gebleven.

De beelden uit de Tweede Kamer komen van het programma Den Haag Vandaag. Minister Van der Klaauw (Buitenlandse Zaken) en minister Scholten (Defensie) debatteren hier met het parlement. In het origineel gaat het overigens om de kruisraketten, een thema dat destijds veel meer discussie losmaakte dan het zenden van troepen naar Libanon. Het al of niet meedoen aan UNIFIL is in januari 1979 niet plenair besproken, alleen met de vaste kamercommissie. Dat is niet op film of video vastgelegd.

MUZIEK

De muziek die de beelden van de troepen naar Libanon begeleidt, is afkomstig van de groep Bots, titel van het nummer: Libanon. Het werd in 1979 uitgebracht. Er is verder een fragment te horen van het nummer van Hansje (Ravesteijn), "Silex Pistols".

Literatuur

Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo. De Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag 1999).

Dit boek, waarvan de auteurs verbonden zijn aan de Sectie Militaire Geschiedenis van de Koninklijke Landmacht, geeft een tamelijk volledig en feitelijk overzicht van de Nederlandse deelname aan UNIFIL en alle andere vredesmachten. Bevat uitgebreide literatuuropgave. Het boek gaat ook in op de discussie over de macht en onmacht van de VN. Het is daar niet erg optimistisch over.