Hoe de dood van sergeant Philip nog altijd na dreunt: ‘Na 30 jaar eindelijk erkenning’
Sergeant Philip de Koning krijgt postuum een hoge onderscheiding. De Ridderkerker sneuvelde in 1979 tijdens de VN-vredesmissie in Libanon. ,,Eindelijk erkenning’’, zegt Pieter van Geldorp (82) uit Apeldoorn, die zich al drie decennia bekommert om de nabestaanden van zijn jong gestorven vriend.
Het tragische lot van zijn vriend en zijn nabestaanden heeft hem nooit losgelaten. ,,Er valt een boek over te schrijven en dat doe ik dan ook.’’ Defensie, zijn oud-werkgever, spaart hij daarin niet.
Zuid-Libanon, vrijdagmorgen 9 november 1979. Sergeant Philip de Koning, een jongeman van 21 jaar uit Ridderkerk, gaat als bijrijder mee op een drietonner om wat geschenken te kopen voor het thuisfront in het plaatsje Haris. Er reizen wat maten mee in de laadbak van het witte voertuig, dat onder vlag van de Verenigde Naties de zanderige wegen van het betwiste gebied doorkruist. In de buurt van legerpost 1A hobbelt de drietonner over een smal landweggetje. Het voertuig rijdt over een papieren zak, op het eerste oog een oude cementzak. Niets aan de hand.
Als even verderop weer zo’n zak op de rijbaan ligt, schenkt de chauffeur daar geen bijzondere aandacht aan. Tot het rechter wiel van de drietonner de zak raakt, dan volgt een daverende explosie. De verstopte landmijn waarover de Nederlandse soldaten rijden, lanceert sergeant De Koning vanaf zijn bijrijdersplaats. Hij is op slag dood. Het voertuig is total loss. De chauffeur komt er met een beenblessure vanaf. De anderen komen met de schrik vrij.
Dit is een foto van de drietonner waarin Philip de Koning meereed nadat het voertuig op de landmijn reed. De Koning zat rechts op de bijrijdersplek, die geheel is weggeblazen.
Dit is een foto van de drietonner nadat die op een landmijn was gereden:
Zuid-Libanon, enkele weken daarvoor. Defensie-voorlichter Pieter van Geldorp bezoekt voor een reportage post 17A, waar dienstplichtig sergeant Philip de Koning de leiding heeft. Het is de kleinste post van de Charliecompagnie, misschien wel van het hele bataljon. De soldaten kijken uit op Al Mansouri en de fraai ogende plantages aan de kust. Van Geldorp krijgt een warme ontvangst. Sergeant De Koning maakt een bijzondere indruk op hem. ,,Al ben ik de baas, we bespreken alles hier met zijn vieren. Kazerneverhoudingen zijn niet van toepassing’’, vertrouwt hij Van Geldorp toe. ,,Louter op je strepen staan gaat gewoon niet.’’
Van Geldorp komt nog enkele keren terug op post 17A, waar hij telkens diepe gesprekken voert met de sergeant. Bij het laatste bezoek in oktober 1979 spreken de twee over het aanstaande vertrek van Philip. Hij ziet daar naar uit. ,,Hij nodigde mij uit om zijn 22ste verjaardag op 10 november mee te vieren.’’
Zuid-Libanon, 9 november 1979. Pieter van Geldorp hoort via een collega dat zich een dodelijk ongeval heeft voorgedaan eerder die dag. Anderhalf uur later komt het bericht dat Philip de Koning het slachtoffer is. ,,De schok was groot. Ik kon het nauwelijks geloven. Ik was er helemaal kapot van.’’ De Koning overlijdt één dag voor zijn verjaardag, twee weken voordat hij zijn moeder en broer zou weerzien.
In zijn boek (in wording) ‘Wil jij mijn vader zijn’ haalt Van Geldrop herinneringen op aan dat moment:
Ongeveer drie kwartier staarde ik van onder de vijgenboom voor mijn ‘huisje’ in de verte, naar de heuvels rondom en de dorpjes, niet in staat tot enige werkzaamheid (...) Ik vroeg mij af waarom dit schokkend overlijden mij zo in een wezenloze greep had (...) Slechts de ontmoetingen met hem keerden terug als een film door mijn verwarde hoofd. Onze jonge vriendschap, weliswaar nog enigszins formeel door het onderscheid in rang en leeftijd, vond letterlijk een explosief einde.
Loenen, juli 2019. Pieter van Geldorp staat stil bij het graf van zijn vriend op het Nationaal Ereveld. Zijn dood beroert hem nog steeds. Elk jaar bezoekt hij samen met de moeder van Philip en zijn jongere broer Willem deze plek op 4 mei, de dag van de Nationale Dodenherdenking. Tussendoor rijdt hij regelmatig even op en neer naar het Ereveld.
Van Geldorp woont alweer jaren in Apeldoorn, waar hij lange tijd hoofd voorlichting was van het Eerste Legerkorps. Hij diende daarvoor onder meer in Nieuw-Guinea en was van september 1979 tot april 1980 voorlichtingsofficier bij de Nederlandse VN-vredesmissie UNIFIL in Zuid-Libanon. Hij is al lang en breed afgezwaaid bij de krijgsmacht, maar ontfermt zich sinds jaar en dag over de nabestaanden van zijn Philip. ,,Zijn jongere broer Willem is mijn pleegzoon geworden.’’
Ridderkerk, 1980. Sieny de Koning, moeder van Philip, is ingestort. Ze kan de gruwelijke en plotselinge dood van haar oudste zoon geen plek geven. Van Geldorp besluit na zijn eerste dienstperiode in Libanon de familie op te zoeken. Hij ontmoet dan het jongere broertje Willem. ,,Ongelooflijk, hoe hij op zijn broer leek.’’ Willem is dan 17 jaar. Hun vader is al jaren eerder overleden. ,,Die jongen stond er helemaal alleen voor. Wist niets van doktersrekeningen en verzekeringen.’’ Vanaf die dag bekommert Van Geldorp zich over hem.
Geschiet
Willem treedt in de voetsporen van zijn broer. Na de havo doorloopt hij een officiersopleiding in Breda, waarna hij toetreedt tot de infanterie. Als pelotonscommandant in Duitsland raakt hij in een crisis. ,,Het geschiet om hem heen deed hem denken aan het lot van zijn broer, zijn grote voorbeeld. In paniek belde hij mij: ‘Ik zie het niet meer zitten’. Vanuit Apeldoorn ben ik naar de basis in Seedorf gereden om hem op te vangen.’’
Van Geldorp neemt hem mee naar Nederland. ,,Hij heeft nog een tijdje bij mij ingewoond.’’ Op een avond, als de twee op de bank een diep gesprek hebben over verdriet en teleurstellingen, slaat Van Geldorp een arm om hem heen. ,,Pieter, wil jij mijn vader zijn?’’, vraagt Willem dan.
Zuid-Libanon, 1979-1980. Met een korte maar indrukwekkende bijeenkomst neemt het bataljon afscheid van Philip de Koning op het vliegveld van Beirut. Hij heeft de twijfelachtige eer de eerste dode als gevolg van een oorlogshandeling te zijn op een grootschalige Nederlandse VN-vredesmissie. Op zijn collega-militairen maakt het diepe indruk. ,,Het kwam voor hen onvoorstelbaar dichtbij.’’
Als Van Geldorp in de dagen erna naar Israël reist, krijgt hij een brief in handen bij het passeren van een grenspost. De Israëli’s betuigen hun leedwezen. Van Geldorp is met stomheid geslagen.
De fatale landmijn is - zo blijkt - van Belgische makelij. Bij veel UNIFIL’ers leeft de overtuiging dat die aan Israël zijn geleverd, waarna dit bevriende land ze zou hebben doorgespeeld naar de ‘christenmilitie’ van majoor Haddad, die op dat moment onder bescherming van Israël een deel van Zuid-Libanon controleert. ,,België zal dit wapentuig zeker niet aan de Palestijnse groeperingen hebben geleverd.’’
Standje
Als Van Geldorp Israël niet veel later in een kranteninterview bekritiseert, zijn de rapen gaar. Den Haag stuurt twee hoofdofficieren van de marechaussee om Van Geldorp een standje te geven. Dat verandert echter niets aan zijn mening, die breed wordt gedeeld onder de UNIFIL’ers in Libanon.
Middelburg, 1992. Willem de Koning is hersteld van zijn depressies en werkt weer voor Defensie. Hij reist per trein van zijn woonplaats Roosendaal naar de Zeeuwse hoofdstad. Onderweg op NS-stations meent hij zijn broer te herkennen op wervingsposters voor de open dag van de landmacht. Stoer en vastberaden kijkt de inmiddels al dertien jaar geleden overleden Philip de Koning de wereld in.
Op de kazerne in Middelburg ziet Willem de poster opnieuw. Hij raakt in paniek. Stemmen in zijn hoofd. Is het Philip die hem vanuit het hiernamaals iets wil zeggen? Willem raakt weer in een depressie. ,,Ik had mijn oud-collega’s van voorlichting nog zo verboden om die foto’s te gebruiken’’, foetert Van Geldorp. ,,Hoe konden ze zo stom zijn!?’’
‘Betreurd’
De nabestaanden krijgen van Defensie een brief met uitleg. Willem is dan al opgenomen op de militaire afdeling van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. ,,Daar bezocht ik hem vanuit Apeldoorn dagelijks.’’
Defensie-woordvoerder Klaas Meijer zegt dat het zoveel jaar na dato niet meer te achterhalen is wat er toen precies is gebeurd. ,,Mocht de familie zich destijds door het handelen van Defensie gekwetst voelden, dan wordt dat betreurd.’’
Dit is de gewraakte wervingsposter met een foto van Philip. Hij is te zien met blauwe baret bij de VN-vlag:
Roosendaal, 1996-1997. Willem de Koning vermoedt dat Defensie VN-geld heeft gekregen dat volgens hem toekomt aan de nabestaanden van Libanon-slachtoffers en gewonde veteranen. Hij stort zich op een grondig bronnenonderzoek, gebruikmakend van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
In VN-documenten leest hij over het bestaan van betalingsregelingen voor death and disability vanuit de VN naar landen die hebben deelgenomen aan vredesmissies. Waarom hebben wij daar nooit iets over gehoord, vraagt hij zich af. Aan de familie is na de thuiskomst van Philip alleen postuum de herinneringsmedaille voor Libanon-veteranen uitgereikt. Verder heeft Defensie de begrafeniskosten vergoed.
Lijst
Willem stuit op een lijst met negen doden en dertien gewonden van de Libanon-missie die Defensie in 1986 heeft opgesteld. Deze lag ten grondslag aan de claim die Nederland wilde indienen bij de VN. Daarop staat ook de naam van zijn broer. Op een bijgewerkte lijst die in 1989 naar de VN is gegaan ontbreekt echter de naam van Philip: de herziene lijst is een stuk korter. Waarom, is de vraag.
Het is Willem inmiddels wel duidelijk gemaakt dat Nederland tot dan toe ruim anderhalf miljoen gulden aan betalingen voor death and disability heeft ontvangen van de VN. Defensie werkt ook nog aan een tweede claim die 2,3 miljoen moet opleveren. Hij eist opheldering en schrijft toenmalig Defensie-minister Joris Voorhoeve aan. Hij vindt dat zijn moeder ‘alle recht’ heeft op een tegemoetkoming: ‘Na langdurige hospitalisering na het overlijden van mijn broer en haar ervaringen na het verschijnen van een foto van Philip op wervingsposters in 1992'.
Hij vervolgt: ‘Geld zal nooit kunnen compenseren wat mijn moeder heeft verloren, het kan haar wel in staat stellen meer te doen in een poging tot geluk’. Hij verzoekt Defensie om het VN-geld niet in de pot met algemene middelen te stoppen - zoals gebruikelijk is - maar alsnog uit te keren aan de nabestaanden. Ook vraagt hij of zijn broer nu wel of niet op de lijst staat van doden en gewonden waarvoor inmiddels anderhalf miljoen gulden is uitgekeerd. ‘Het feit dat Nederland claimt voor het overlijden van militairen buiten medeweten van nabestaanden, is wrang’, schrijft hij in een van zijn wanhopige brieven.
Hoe kan dat?
Willem krijgt geen antwoord. Ook niet op vervolgbrieven. Hij vraagt in mei 1997 om een onderhoud met de Inspecteur Generaal van de Strijdkrachten. Dat komt er niet. Wel krijgt hij in juli 1997 antwoord op een Wob-verzoek. Ja, er is door Nederland geclaimd bij de VN. Nee, de naam van Philip de Koning stond niet op de claim, terwijl het fatale ongeval wél staat geregistreerd bij de VN. Hoe kan dat?
In september 1997 volgt eindelijk een antwoord namens de minister. ‘Uit de documenten kan ik niet anders dan concluderen dan dat er op de naam van uw broer, om redenen die thans niet meer zijn te achterhalen, geen claim is ingediend’, staat te lezen. Willem blijft met lege handen en een illusie armer achter.
Apeldoorn, februari 2019. Pieter van Geldorp ontvangt een brief van de Nederlandse ambassadeur in Libanon. Hij werkt graag mee aan de toekenning van een postume hoge onderscheiding voor sergeant De Koning. ,,Ik las dat postuum aan een ander Libanon-slachtoffer een hoge onderscheiding namens de Libanese regering was uitgereikt. Ik dacht meteen, dat regel ik ook voor Philip. Ambassadeur Jan Waltmans verleende meteen alle medewerking. Hij heeft met de Libanese regering overlegd en daarna ging het snel.’’ De Inspecteur Generaal der Krijgsmacht gaat de onderscheiding op 7 augustus in Hilversum hoogstpersoonlijk aan de nabestaanden van Philip uitreiken. ,,Mooi, dat die erkenning nu komt. Wel vreemd dat ik er zelf achteraan moet.’’
Zot
Van Geldorp noemt het ‘te zot voor woorden’ dat Defensie dit zelf niet regelt voor alle Libanon-doden. Dat er geen reiskostenvergoeding beschikbaar is voor Willem en zijn hoogbejaarde moeder, steekt hem ook. ,,Vanwege medicatie mag Willem niet rijden. Ook hier mag Defensie zich wel wat ruimhartiger opstellen’’, vindt Van Geldorp. ,,Medeleven met nabestaanden wordt in die organisatie vooral met de mond beleden.’’
Een week na het interview mailt Pieter van Geldorp de verslaggever: ,,Inmiddels is het vervoer voor de nabestaanden op 7 augustus door de Koninklijke Landmacht geregeld.’’
Utrecht, april 2019. De niet betaalde of slordig ingediende VN-claims zitten Van Geldorp niet lekker. Pleegzoon Willem heeft het dossier aan hem overgedragen. Hij waagt een ultieme poging om uit te zoeken hoe het zit. Er is immers toch ruim anderhalf miljoen aan Nederland uitgekeerd voor de Libanon-slachtoffers. Dat is bevestigd.
Bij Dolderman Letselschade Advocaten, gespecialiseerd in veteranenzaken, is hij meer dan welkom om de zoektocht van zijn pleegzoon toe te lichten. De advocaten die eerder succesvol Libanon-veteranen hebben bijgestaan verdiepen zich in de zaak. Maar ze komen met een teleurstellende mededeling. ,,Een aanvraag voor compensatie wegens geleden schade na een uitzending moet vijf jaar na het overlijden worden ingediend’’, zegt mr. Vincent Dolderman. ,,Maar dat wisten wij destijds helemaal niet’’, werpt Van Geldorp tegen. ,,Niemand heeft ons daar op gewezen.’’
Dat is een veelvoorkomend probleem, beaamt Dolderman. ,,Ik heb daar wel eens over geprocedeerd, maar dan zegt de rechter dat je toch zelf aan de bel had moeten trekken. Eenieder behoort de wet te kennen.’’ Van Geldorp zucht. ,,Het zal op papier wel kloppen, maar ik hoop dat er ooit nog eens een oplossing voor dat geld komt.’’
Loenen, juli 2019. De vroege zomerzon prikt door het wolkendek boven het Ereveld. Van Geldorp zit op een bankje, met uitzicht op het graf van zijn jong gestorven vriend. Thuis werkt hij aan zijn boek Wil jij mijn vader zijn. ,,De tragische dood van Philip heeft een enorme nawerking. Nog steeds. Op Willem, op zijn hoogbejaarde moeder. Het heeft hun leven op de kop gezet. Dat wordt door Defensie onvoldoende onderkend. Het houdt mij nog dagelijks bezig. Daar valt een boek over te schrijven en dat doe ik dan ook.’’
Met het boek en de postume onderscheiding voor Philip wil de 82-jarige Apeldoorner de dood van Philip definitief een plek geven. Hij hoopt dat Defensie zijn boodschap oppikt. ,,Ik heb daar een schitterende tijd gehad, ben de wereld rondgereisd voor mijn werk. Maar het blijft een organisatie die zich meer bekommert om procedures en politiek dan om de mensen in het veld. Gelukkig is er de laatste jaren wel veel verbeterd.’’
Of er wel iemand zit te wachten op een boek, vroeg Van Geldorp zich nog af. ,,Al is er maar één iemand die je helpt met je boek, dan is het al de moeite waard’’, zei mijn andere zoon. ,,Dat hielp mij over de drempel.’’
Pas sinds de uitzending in Bosnië, in de jaren 90, is er meer aandacht voor nazorg voor uitgezonden militairen, legt Defensie uit. Lees de reactie hier:
Eerder dit jaar werd de onderscheiding in Libanon al postuum uitgereikt tijdens een herdenking. De Inspecteur Generaal der Strijdkrachten reikte de onderscheiding op 7 augustus uit aan de nabestaanden.