Minister van Defensie aansprakelijk voor schade Libanonveteraan
Utrecht, 14 december 2015
De Centrale Raad van Beroep beslist in zijn uitspraak van 14 december 2015 dat de minister van Defensie aansprakelijk is voor de schade van een militair die uitgezonden is geweest naar Libanon. Na de uitzending is bij de militair een PTSS ontstaan. Het is niet gebleken dat aan de militair voldoende voorlichting over mogelijke psychische klachten is gegeven en dat tijdig hulp is aangeboden.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
In zijn uitspraak van 14 december 2015 oordeelt de Centrale Raad van Beroep - anders dan de rechtbank eerder deed - dat de minister van Defensie zijn zorgplicht heeft geschonden ten aanzien van een militair die uitgezonden is geweest naar Libanon en die daarna een PTSS heeft ontwikkeld. Er was sprake van een combinatie van gebrek aan zorg vóór, tijdens en met name na de uitzending. Pas in 2007, toen alle Libanonveteranen zijn benaderd, is aantoonbaar nazorg aangeboden. Verder heeft de minister niet aannemelijk gemaakt dat de PTSS ook zou zijn ontstaan als wel voldoende (na)zorg was verleend. De minister is daarom aansprakelijk voor de door de militair gestelde schade.
Nederlandse UNIFIL-militairen (1980, niet zaakgerelateerd) [UN Photo/John Isaac]
De militair is in 1980/1981 uitgezonden geweest naar Libanon als dienstplichtig militair van het UNIFIL-bataljon. Het is niet gebleken dat aan de militair vooraf voldoende voorlichting is gegeven over mogelijke psychische klachten als gevolg van ervaringen tijdens de uitzending. Ook is niet gebleken dat de leidinggevenden de militair tijdens de uitzending hebben gewezen op hulpverlening of zelf hulpverlening hebben ingeschakeld toen de militair ernstig afwijkend gedrag ging vertonen. Verder heeft de minister niet aannemelijk gemaakt dat voldoende nazorg is verleend. Uit het Rapport Nazorg ex-UNIFILmilitairen van 1987 bleek al dat veel ex-Libanongangers voorlichtingsbrieven over nazorg niet hadden ontvangen en dat veel Libanonveteranen psychische klachten hadden ontwikkeld, maar daarvoor niet in alle gevallen hulp zochten of ontvingen. Niet is gebleken dat daarna alsnog nazorg is aangeboden. In 1998 heeft de minister in een brief aan de Tweede Kamer het belang van een actief nazorgbeleid erkend. Toch heeft de minister ook daarna de militair niet aantoonbaar nazorg aangeboden. Pas in 2007 zijn alle Libanonveteranen alsnog benaderd over beschikbare nazorg. De Centrale Raad van Beroep is tot de conclusie gekomen dat de minister zijn zorgplicht heeft geschonden en aansprakelijk is voor de gestelde schade.
Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.
Utrecht, 14 december 2015
---------------------------------------------------------------------------------------------------
Centrale Raad van Beroep, uitspraakdatum 14 december 2015
Zaaknummer 14/2027 MAW, ECLI:NL:CRVB:2015:4336
De genoemde uitspraak van de rechtbank is:
Rechtbank Den Haag van 5 maart 2014, zaaknummer 13/5478, ECLI:NL:RBDHA:2014:4897
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Bron : https://www.rechtspraak.nl