Pater Theo neemt afscheid van Beiroet met trieste conclusie:
Een heel leven ten dienste van anderen. De Amsterdamse jezuïetenpater Theo Vlugt in Libanon wordt morgen 90 jaar. Dik een halve eeuw schoolhoofd in een kapot gebombardeerde sloppenbuurt. Bijna iedereen in de christelijke wijken van Beiroet kent hem. Zaten zelf bij hem op school, en anders hun kinderen wel. Toch concludeert hij gezien alle spanningen in het Midden-Oosten: „Eigenlijk hebben ze niets geleerd.”
Pater Theo in jongere jaren, omringd door Libanese kinderen.
Nog altijd staren, alom in Libanon, dezelfde gezichten je aan vanaf giga-posters langs de wegen. Nog altijd aan de macht. Elk voor zich verantwoordelijk voor vijftien jaar burgeroorlog, voor de totale vernietiging van Libanon met zijn mondiale hoofdstad aan de Middellandse Zee.
Pater Theo anno nu: „Komende zondag zetten we er een punt achter.”
Maar Beiroet was toch uit de as herrezen? Drie keer per week stampvolle Transavia-kisten vol toeristen! Pater Theo: „Ik hoor ook over al die vooruitgang. Het zal wel aan mij liggen, maar de echte verbeteringen zie ik helaas nog niet. Zijn moslims en christenen verbroederd? Of zitten we in een gevechtspauze?”
Hemel
„Kijk nou eens bij de buren. Onze Syrische broeders hebben door hun onderling geruzie, net als in Libanon, zelf hun eigen land verwoest. En moeten die mensen straks weer gezellig naast elkaar komen wonen, zoals de Libanezen nu? Tijdens de Libanese crisis vroeg ik me zo dikwijls af: moet dat hele zooitje naar de hemel? Diezelfde vraag stel ik me nu weer. En toch moet dat.”
Morgen wordt hij negentig. Die leeftijd heeft zijn mede-jezuïet Frans van der Lugt niet mogen halen, want die werd in Homs, net over de grens in Syrië, drie dagen voor zijn zesenzeventigste verjaardag met één schot vermoord. Vorige maand was dat vijf jaar geleden. Bij pater Theo vlogen vijftien jaar lang de kogels om de oren, bij zijn school vloog een raket eens dwars door zijn woonkamer. Dat hij er nog is, dankt de inmiddels hoogbejaarde Jezuïet volgens hemzelf volledig aan zijn beschermengel.
De hele Libanese burgeroorlog lang moest hoofdonderwijzer Theo het onbegrijpelijke conflict desgevraagd telkens weer uitleggen in De Telegraaf. Op de ochtend dat de Hollandse pater constateerde dat steeds meer kinderen met plastic zakken om hun voeten naar school kwamen, omdat ouders in de oorlogseconomie schoenen niet konden betalen, riep hij onze correspondent erbij. Dat leidde tot een geruchtmakende inzamelingsactie die drie miljoen opbracht, waardoor alle schoolkinderen in heel Libanon schoenen kregen, uit Nederland.
’Voor mij zit het erop, ik verpieter hier’
Nu zit Abouna (vader) Theo samen met zijn rollator elke dag op zijn doodstille kamer in het patershuis, hartje Beiroet. Zoals hij zelf zegt: „Hier ben ik in permanent overleg met mijn vier muren. Ik heb nog wel energie, maar mijn enige uitje is op zondag, wanneer ik in de kerk ben met mijn Filipijnse dienstmeisjes voor wie ik al decennialang aalmoezenier ben. Er zijn in Libanon bijna een kwart miljoen buitenlandse werksters. Als je me vraagt hoe die worden behandeld, dan moet ik helaas zeggen: nog steeds hopeloos beroerd. Het zijn moderne slaven. Paspoorten zijn ingenomen door hun bazen, ze wonen in de bezemkast en hebben nooit een dag vrij. Op zondag krijgt zo’n dertig procent warempel toestemming om even naar een van mijn vier missen te gaan. Dus daar proberen we ook na de heilige mis iets gezelligs van te maken.”
De dienstmeisjes vertrouwen hem daar toe wat ze meemaken in hun werk. Dat is dikwijls mensonterend.
„Veel Filipijnse meisjes werken onder een schrikbewind. Het is hemeltergend. Ze krijgen te maken met gewetenloze schurken”, zegt de pater.
„Gelukkig is daar tegenwoordig de mobiele telefoon. Dat heeft enige verbetering gebracht, nu kunnen ze me stiekem bellen. En dan weet ik wat te doen.”
Toch wil pater Theo nu terug naar Nederland. „Voor mij zit het erop, ik verpieter hier. Vroeger had ik mijn autootje, nu ben ik afhankelijk. Nooit wilde ik terug, ik was altijd bang dat ze me zouden houden. Komende zondag zetten we er een punt achter. Dat vieren we in de kerk met alle dienstmeisjes die dan zo ver van huis ook elkaar weer even zien. Gelukkig heeft de Voorzienigheid het ook zien aankomen en is er voor hen nu een pater uit Ierland gekomen en een uit de Filipijnen. De opdracht is nog lang niet afgerond. Zolang bijna iedere Libanees zichzelf beter vindt dan anderen, is de missie niet voltooid.”