In de harten van veel oud-Unifillers heeft Libanon nog steeds een plaats

Van de ''blauwe baretten'' heeft 3 procent de spanningen in Libanon niet goed kunnen verwerken

Het mag dat tien jaar geleden zijn dat het Nederlandse Unifildetachement zich ingroef in ZuidLibanon om in dit geteisterde land orde op zaken te stellen, voor de zes leden van de UnifiI-commissie is Libanon tijdens de bestuursvergaderingen nog altijd een levende werkelijkheid. Elke twee maanden komen ze in Amersfoort bij elkaar onder leiding van kolonel b.d. Bert Lensink. Dan wordt er gesproken over de 8000 "Dutchbatters" van toen in de situatie van nu. De oude kameraadschap mag niet verslijten met de tijd. Vandaar de ontmoetingsbijeenkomsten, de nazorg voor hen die het nodig hebben, de aandacht voor hulpverlening in Libanon en een scala van andere activiteiten. Libanon leeft nog steeds in veler harten.

Kolonel Lensink, de huidige voorzitter van de Unifil-commissie en destijds de eerste commandant van het Nederlandse Unifil-detachement, zegt het halverwege de laatste bestuursvergadering niet zonder een zweem van trots: ons bataljon vormde de ruggengraat van Unitïl. Dat zeg ik niet zelf, maar het was destijds de mening van de hoogste Unifilbaas, generaal Erskine. „Onze manier van werken werd gekenmerkt door initiatief en improvisatievermogen en we werkten op een democratische manier met elkaar samen. Ook de contacten met de plaatselijke bevolking waren uitstekend".
De Unifil-commissie waarvan Lensink voorzitter is, maakt deel uit van de Bond van Wapenbroeders. De Bond telt zo''n 4000 leden, waarvan 1000 oud-Unifillers. De commissie die in 1986 werd ingesteld, heeft zich tot taak gesteld de belangen van de ex-Libanongangers te behartigen, bijeenkomsten te beleggen, contacten te onderhouden en adviezen te verlenen, bij voorbeeld bij problemen tengevolge van invaliditeit. Steeds meer "blauwe baretten" verschijnen op initiatief van de Unifilcommissie op herdenkingsbijeenkomsten op 4 en 5 mei.

Dove jongen

De commissie organiseerde in 1987 een reünie in Zuid-Laren die door niet minder dan 4000 oud-Unifillers en hun aanhang werd bezocht. De eerstvolgende grote reünie is gepland voor 1991 als het 12,5 jaar geleden is dat Dutchbatt zijn taak aanving. Deze week liepen op initiatief van de commissie voor het eerst twaalf oud-Unifillers mee in de Nijmeegse Vierdaagse. Het hadden er aanvankelijk ruim 30 moeten worden, maar door allerlei omstandigheden slonk dit aantal, aldus initiator en medecommissielid Ab van der Kreeke. De commissie probeert ook steun te geven aan hulpverleningsprojecten in Libanon. Zo worden er thans pogingen in het werk gesteld om een vrijwel dove Libanese jongen naar Nederland te krijgen waar hij een operatie kan ondergaan. Er zijn inmiddels contacten gelegd met de in Nederland werkende stichting Allah Kariem (God voorziet) en de Stichting Hulpverlening Libanon, die veel hulpgoederen en medicijnen naar het door geweld verscheurde land stuurt. De bedoeling is om medicijnen en verbandmiddelen die bij Defensie eruit moeten vanwege de nadering van de houdbaarheidstermijn door te zenden naar Libanon waar ze snel gebruikt kunnen worden.

Historie

Op 12 januari 1979 besliste de Nederlandse regering om gehoor te geven aan een verzoek van de Verenigde Naties om militairen ter beschikking te stellen van de VN-vredesmacht in Zuid-Libanon. Het 44ste pantserinfanteriebataljon uit Zuid-Laren werd in ijltempo opgeleid voor de nieuwe vredestaak en goed twee maanden later, op 14 maart, hadden de Dutchbatters hun posities ingenomen.
Het werd, vooral in het begin, een wilde tijd. De verschillende partijen in het Libanese conflict wilden de Nederlanders al snel op de proef stellen om te zien wat ze waard waren. Ook door de al snel ontstane logistieke problemen werden de Nederlandse militairen zwaar op de proef gesteld. Van het aanpassingsvermogen werd het uiterste vereist.
Lensink: „We hadden in ons bataljon ook militairen zitten die al in Indië en Korea waren geweest. Toch vonden zij de taak waarvoor zij in Libanon stonden zwaarder. Bij conflicten moest je je in het kader van je vredesopdracht namelijk enorm inhouden. Lang niet altijd kon je effectief handelend optreden. En daar waren wij in het kader van onze oorlogstaak in NAVO-verband natuurlijk wel voor opgeleid. Dat vergde dus een enorm stuk zelfbeheersing".
„Wat de organisatie betreft, was het vooral in de eerste jaren aanpassen. In Libanon hadden we voornamelijk een patrouilletaak en daar was de organisatie aanvankelijk niet op afgestemd. Later werd dat allemaal beter.
Ook met de logistiek hadden we zo onze problemen. We waren eigenlijk te veel afhankelijk van Nederland, bij voorbeeld wat betreft de aanvoer van reserveonderdelen voor het zware materieel. Op de staf beschikten we over zes vrachtwagens, waarvan er op een gegeven moment nog maar één reed. We hebben vooral in de begintijd heel wat gemopperd, bij voorbeeld omdat er geen pindakaas en hagelslag meer was. Maar je leerde je te schikken en op een gegeven moment kwam er dan ineens weer een hele lading uit Nederland aan".

Zekeringen


Ab van der Kreeke, destijds pelotonscommandant in de enclave van majoor Haddad vult aan: „Als Unifillers tnoest je over goede zekeringen en keerringen beschikken. De dienstplichtige Unifillers, gewend aan kroketten en kunstlicht, kwamen in een totaal andere werkelijkheid terecht. Dat vergde zeer veel aanpassing. Later, weer terug in Nederland, was je dankbaar voor een stuk droog brood en een glas water. Je had ook geleerd om verantwoordelijkheid te dragen".
Dat sommige ex-militairen van het voormalige Unifil-detachement na hun terugkeer in Nederland geestelijk in de problemen zijn geraakt en daardoor soms zelfs in crimineel vaarwater terechtkwamen, willen de commissieleden niet ontkennen. Toch vinden ze het erg jammer dat daarop in nogal wat publikaties sterk de nadruk is gelegd, waardoor een eenzijdig negatief beeld dreigt te ontstaan van oud-Unifillers.

Hulpveriening

Joop Korthuis was destijds als voorlichtingsofficier werkzaam bij Unifil. Ook hij is lid van de Unifil-commissie en is thans onder meer belast met de redactie van het Libanonjournaal in het bondsblad Wapenbroeders.
Korthuis wijst op het feit dat tot nu toe een kleine 300 oud-Unifillers nazorg nodig hadden. Zij kunnen terecht bij de Sectie Individuele Hulpverlening (SIH) van de landmacht in de Hojelkazerne in Utrecht.
Hoofd van de sectie is de psycholoog/psychotherapeut en tevens luitenant-kolonel drs. A. Lobbezoo.
Lobbezoo vertelt dat de geestelijke problemen waarmee sommige oud-Libanongangers te kampen hadden en hebben zijn te vangen onder de categorie "post traumatic stress disorder". De SIH heeft nog steeds oud-Unifillers onder handen. Zij hebben vaak dezelfde verschijnselen waarmee ook Amerikaanse Vietnam-veteranen, oud-Indiëgangers en oud-verzetsstrijders te worstelen hebben.
Het post traumatic stress disordersyndroom gaat gepaard met klachten als schrikachtigheid, depressies, slecht slapen, hoofdpijn, angsttoestanden (fobieën) en vaak ook relatieproblemen. Veel jongens komen vaak pas bij de SIH terecht als ze maatschappelijk helemaal zijn vastgelopen: relaties zijn verbroken, er is naar drank en drugs gegrepen, men is werkloos geworden, soms is men in het criminele,circuit terechtgekomen, enzovoorts. Lobbezoo benadrukt dat de SIH klaar staat voor wie problemen heeft en in Libanon heeft gezeten. Men kan zo bellen en krijgt dan de hulp die nodig is.
Centraal in de behandeling staat volgens psycholoog Lobbezoo de herbeleving van het verleden. Soms zijn er in dat verleden concrete zaken aan te wijzen waardoor nu problemen ontstaan, maar meestal gaat het om verdrongen gebeurtenissen die met behulp van hypnose weer boven water zijn te krijgen en die de oorzaak zijn van de psychische problemen. Lobbezoo: „We leven allemaal met onze kleine en grote neuroosjes. Dat gaat prima. Bij grote schokken en hevige spanningen kunnen mensen echter.goed in de problemen raken. Dat ondervinden sommige Libanongangers ook in 1989 nog aan den lijve".