Verdraaid, wat doe ik hier?

Libanon is een land aan de oostkust van de Middellandse Zee. In het zuiden grenst het aan Israël en in het oosten en noorden aan Syrië. In 1978 bezette Israël
Zuid-Libanon, omdat de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) vanuit dat gebied aanslagen uitvoerde op Israël. Libanon was het natuurlijk niet met de bezetting eens en riep de hulp in van de Verenigde Naties (VN). De VN besloot toen met instemming van alle betrokken partijen een vredesmacht in te zetten (UNIFIL:United Nations Interim Force in Lebanon).

Deze vredesmacht moest de vrede en veiligheid in het gebied herstellen door toe te zien op de terugtrekking van het Israëlische leger en het helpen voorkomen van nieuwe gewapende incidenten en infiltraties. Van 1979 tot 1985 zaten er in totaal ook bijna 9.000 Nederlandse militairen voor UNIFIL in Libanon. Zij werden regelmatig geconfronteerd met geweld van zowel de PLO als de door Israël gesteunde militie van de christelijke majoor Haddad. Er kwamen negen Nederlanders tijdens deze missie om het leven.

Marechaussee Ad Gussenhoven was 25 jaar toen hij zich vrijwillig aanmeldde om naar Libanon te worden uitgezonden. ‘Ik zag het als een uitdaging’, vertelt hij. In februari 1979 vertrok hij naar de Libanese hoofdstad Beiroet. Achteraf is hij erg blij dat hij weer heelhuids is thuisgekomen. ‘Ik heb te veel mensen gezien die met blijvend letsel of in een kist naar Nederland terugkeerden.’

Gussenhoven kwam in Libanon bij de militaire politie van UNIFIL te werken. ‘Er waren vaak beschietingen’, vertelt hij. ‘Aan de ene kant door de PLO. Maar tegelijkertijd werden we ook vaak uitgetest door de mannen van Haddad. Het was heel onvoorspelbaar. De ene dag beschouwden ze ons als de ‘goeien’, een dag later waren we opeens de slechteriken.’

Hij vervolgt: ‘Op een nacht in april kwam onze commandopost onder vuur te liggen. Ik lag te slapen,toen ik wakker werd van een vreemd geluid. Ook zag ik
rode strepen door de lucht. Vanuit de bergen werden we beschoten met zware mitrailleurs en mortiergranaten. Het was Haddad die ons met een aanval verraste. Snel maakte ik mijn collega wakker en we lieten ons op de grond vallen. Op zo’n moment denk je: ‘Verdraaid, wat doe ik hier?’. We zijn voorzichtig naar buiten gekropen. Daar was inmiddels al een peloton in stelling gebracht om terug te vuren.’ Toen Gussenhoven later in de slaapruimte terugkwam, trof hij zelfs in de deken van zijn bed kogelgaten aan. ‘De schrik zat er goed in. We hebben tien dagen lang niet meer in onze prefabs (eenvoudige houten woningen, red.) geslapen. In plaats daarvan brachten we de nacht buiten door in een betonnen rioolpijp.’

Er zijn veel Nederlandse militairen die aan hun uitzending naar Libanon geestelijke klachten hebben overgehouden. Gussenhoven zelf niet, maar hij kan het
wel begrijpen. ‘Een groot aantal jongens was nog heel jong op het moment dat ze werden uitgezonden. Ze kwamen net van school af en hadden nog niet veel meegemaakt. De beschietingen maakten op hen natuurlijk een enorme indruk.

Maar na afloop van de uitzending werd er helemaal niet meer over gesproken. Er was geen opvang voor militairen die het er moeilijk mee hadden. Zij konden hun verhaal nergens kwijt. Je ging gewoon weer verder met je werk.’
Volgens de marechaussee zien veel jonge mensen vredesmissies nog steeds als een groot avontuur. ‘Ze vinden het een stoere uitdaging en denken: mij overkomt toch niets. Maar het is belangrijk dat je je ervan bewust bent dat er wel degelijk iets kan gebeuren.’ De Nederlandse militairen werden uiteindelijk uit Libanon teruggetrokken omdat de missie praktisch onuitvoerbaar was geworden. Vandaag de dag is de rust in het land nog altijd niet hersteld. ‘Soms vraag ik me daardoor wel eens af of onze uitzending nut heeft gehad’, zegt Gussenhoven. ‘Maar er zijn, in de tijd dat wij er zaten, tenminste iets minder slachtoffers gevallen dan als we er niet waren geweest.’