Palestijnen verstoren nieuwjaarsfeestje

Pieter Blussé is 'terug in Libanon'

De Wassenaarse cavalerist Pieter Blussé van Oud Alblas is te lang. Jammer, want eigenlijk was hij naar het Duitse Hohne gegaan om deel uit te maken van een tankbemanning. Dat leek hem wel wat. Maar via het verfmagazijn kwam hij terecht in een Unifil-missi'e. Nu, bijna 20 jaar later, is Libanon terug in zijn geest. 'Onze aanwezigheid in Zuid-Libanon is zinvol geweest, 'vindt hij. 'Wij gaven de bevolking een bepaalde zekerheid. Zo goed en kwaad als dat ging hebben we toch de verschillende strijdgroepen uit elkaar gehouden.'

Zijn herinneringen komen van ver. Blussé: 'Ik heb sinds mijn terugkeer in 1980 nooit meer contact gehad met Libanongangers. Mijn in Libanon opgenomen cassettebandjes heb ik ook eigenlijk nooit meer beluisterd. Ik heb ze voor dit verhaal weer eens afgedraaid. Ook nog eens met een vriend gebeld. Hoewel hij ook in Libanon heeft gezeten, is dat onderwerp in tien jaar vriendschap nooit aan bod gekomen. En nu groeit zomaar de behoefte om erover te praten. Over de avonturen, de gevaren, de kameraadschap. 'Ik denk, dat ik zelfs naar een bijeenkomst van oud-Libanonmilitairen ga. Tja, een mens kan veranderen.'

Pieter Blussé (geboren in Amersfoort) kwam op jonge leeftijd in aanraking met de cavalerie: zijn vader was bij dit onderdeel en het gezin woonde enkele jaren in Duitsland. Pieter kwam voor de studie voortijdig terug. 'Toen ik daarna in april 1978 voor m'n nummer in dienst moest, stond voor mij eigenlijk al vast, dat ik graag als cavalerist naar Duitsland wilde.

Dat lukte ook. Als enige uit de opleiding in Grave werd ik naar het 40ste tankbataljon in Hohne gestuurd. Maar zo'n tank bleek toch te laag voor mij. Of ik bleek te lang.'

Pieter kwam bij de bevoorrading terecht en kreeg een 'eigen winkeltje' het verfmagazijn, waar ook wat gereedschap en ijzerwaren te halen viel. Daarnaast stak hij regelmatig een helpend handje uit bij de buurman, de foerier. Tijdens zijn Duitse loopbaan werd soldaat Blussé uiteindelijk nog korporaal.

Blussé: 'Net in die tijd kwam de inzet van Unifil (United Nations Interim Force in Lebanon) om de hoek kijken. Een vriendje van me uit Breda had zich daarvoor aangemeld en op goed geluk heb ik gevraagd of er voor mij nog een plaatsje vrij was. Tot m'n verbazing zat ik een week later al in Zuidlaren om de specifieke opleiding voor Libanon te volgen.

Ik realiseerde me niet alleen niet dat ik langer dan drie maanden zou worden uitgezonden. Ik ging er heen voor de duur van dat contract. Voor één jaar dus.'


Verbazing

Op 7 juni 1979 vertrok Pieter met de eerste aflossingsgroep vanaf Soesterberg per vliegtuig naar Libanon. De allereerste Nederlandse Unifillers kwamen op 10 maart van dat jaar in Beiroet aan en namen daar de verantwoordelijkheden van de Fransen over. Hij herinnert zich nog de verbazing. Blussé: 'Ik was ondersteboven van de armoede daar. Ongelooflijk. Aan de andere kant: ondanks de armoede hadden de mensen een zekere blijheid. De Nederlanders werden door de bevolking goed ontvangen. Die Fransen waren in Libanon niet geliefd. Niet alleen niet bij het door Israël gesteunde legertje van majoor Hadad, maar evenmin bij de strijders van de PLO en bij de bevolking.'

Volgens Blussé is die goede verstandhouding te danken aan de goede communicatieve eigenschappen van de Nederlandse Unifillers.

Blussé: 'Wij spraken onze talen. Met die Fransen konden de Libanezen geen woord wisselen. Daarnaast waren wij qua lichaamsbouw indrukwekkende "beren", waar men letterlijk tegen opzag. Daarnaast hadden wij wat te besteden. Je zag de winkeltjes als paddenstoelen uit de grond komen. Iedereen had wel een handeltje. Ik herinner me "Tony Macaroni". Een jongetje van een jaar of zeven, die met zijn jongere broertje "Speedy" werkelijk alles verhandelde. Vooral filmrolletjes en cassettebandjes. Ik denk trouwens, dat die knapen bij alle Libanongangers bekend waren. De Nederlanders kwamen in hun vrije tijd bij de bevolking thuis op de thee. Je werd op de "shaï" gevraagd. Mierzoete thee werd je dan voorgeschoteld.'


Stafwacht

Pieter Blussé kwam na zijn aankomst in Libanon terecht bij de stafwacht in Alyatun, een plek hoog in de bergen bij Haris. Een man of zeventig sterk onder leiding van een overste. De hoogste Nederlandse baas zat op het Unifil-hoofdkwartier in Nakura, waar ook VN-baas Urskin zetelde.

Blussé: 'Nakura lag tussen Alyatun en Ophin, waar de Nederlanders een uitkijkpost hadden. Op weg naar Ophin pikte je de laatste spullen nog op in het hoofdkwartier. Daar lag ook nog een deel van de Franse legermacht. Eerlijk gezegd was ik bang voor die lui. De post in Ophin bestond eerst uit een tentenkamp, later kwamen daar prefab-onderkomens voor in de plaats. Dat tentenkamp had de meeste charme. Het was er loeiheet, we sliepen onder klamboes. Het was afzien. Die prefab-onderkomens waren noodzakelijk. In de zomer is het in dat bergachtige deel van Libanon erg warm, maar de wintermaanden zijn behoorlijk koud.'

De Nederlanders in Libanon - hadden in vergelijking met andere aan Unifil deelnemende strijdmachten - een superieure uitrusting. Pieter Blussé trok er vaak op uit met een YP, een gepantserd personeelsvoertuig.

Blussé: 'De ene keer reden we rondjes in de buurt van de staf in Alyatun, de andere keer trokken we met een man of vier naar die vooruitgeschoven uitkijkpost in Ophin. Daar bleven we dan een week. Ook hadden we posten voor nabijbeveiliging van staf en bijvoorbeeld de verder gelegen munitieopslag. Die plek was een geliefd doelwit voor de Palestijnen. Ze hebben toch regelmatig geprobeerd om met mortiervuur de boel daar de lucht in te blazen. Als je zo'n aanval meemaakte was het dus óf de schuilkelders in óf plat op de grond. Ik weet nog dat, toen ik weer terug was in Nederland, een hard dichtvallende deur een schrikreactie teweeg bracht. Plat op de grond wilde ik dan.

Die beschietingen werden uitgevoerd door zowel de mannen van Hadad als van andere Palestijnse strijdgroepen. Maar in de directe nabijheid hadden we ook nog een eenheid liggen van het reguliere Libanese leger en ik denk, dat die zich af en toe ook liet gelden. Gewoon om te laten zien, dat zij er ook nog bij hoorden.'

Bedreigend

De uitkijkpost in Ophin werd voor Pieter Blussé vertrouwd terrein. Regelmatig zat hij daar met drie of vier collega's onder leiding van een sergeant.

Blussé: 'Heel spannend. De post was hoog in het gebergte vlak bij de grens met Israël. Vlak achter ons bevond zich een grote post van Hadad. Pas veel later heb ik me gerealiseerd, dat we geen schijn van kans hadden gehad als we door Hadad waren aangevallen. Wij waren waarnemers, maar werden zelf ook constant in de gaten gehouden. Ook door de Israëli's. Die hadden afluisterposten tegenover ons bemand met uit Nederland afkomstige Israëli's. Ik weet, dat er een Amsterdammer bij heeft gezeten. Ze wisten precies wat we deden.'

Het werk op zo'n vooruitgeschoven positie bestond voornamelijk uit het bijhouden van alle schoten en granaatinslagen. Een paar keer per dag werd contact gezocht met onder andere door Amerikanen bezette posten om de waarnemingen te vergelijken. Twaalf uur op, twaalf uur af was het ritme. Dat is toch een hele belasting. Op andere posten moesten infiltratiepogingen van Palestijnen richting Israël worden voorkomen. De bedoeling was dat je die lui aanhield, maar zover is het nooit gekomen. We kregen later radarapparatuur. We wisten vanaf dat moment ook precies, dat er - vooral 's nachts - Palestijnen door het door ons bewaakte gebied banjerden. Je zag ze een enkele keer ook door een verrekijker. 's Morgens gingen we dan kijken en vonden soms wat. Ach, ze probeerden je gewoon uit.'


Ongelukken

De Nederlandse inbreng in Unifil tussen 1979 en 1985 telde zo'n achtduizend man. Acht van hen vonden in het gebied de dood. Twee dodelijke ongelukken vonden plaats tijdens het verblijf van Pieter.

Blussé: 'Ik herinner me nog, dat een drietonner op een landmijn reed. Gek, ik zie die wagen nog voor me. Daar zat sergeant De Koning in, die omkwam. Op 21 oktober 1979 kwam Kees van Rijn om het leven. Hij zat bij mij in de eerste aflossingsploeg. Op weg naar zo'n nabijbeveiligingspost reed de wagen waarin hij zat het ravijn in. Kees raakte bekneld tussen lamellen en overleed. Goh man, dat maakte diepe indruk. Ik kon het goed met Kees vinden, we draaiden dezelfde muziek. Nee, na zijn dood werd het voor veel jongens van de stafwacht toch gewoon anders in Libanon.'

In verband met de verhalen over misdragingen van Nederlandse militairen in het buitenland, zegt Pieter Blussé dat hij die in Libanon nooit heeft waargenomen.

Blussé: 'Ook niet toen we een reis door Israël gemaakt hebben. Ach, misschien was ik gewoon te braaf. Die Israël-tocht maakte ik met een collega Unifiller uit Breda. Wij zijn in Tel Aviv en in Haifa geweest. Wat me nog voor de geest staat, is de vijandigheid die wij ontmoetten als bleek dat we Unifillers waren. Daar moesten die Israëli's kennelijk niks van hebben. We probeerden ons zoveel mogelijk voor te doen als Amsterdamse toeristen. Maar ja, je viel al gauw door de mand en vanaf zo'n moment ontstond er toch enige afstand.' Pieter vertelt dat zijn vriend en hij contact kregen met een stel leuke meiden, die in zee zwommen. 'Eenmaal op het strand bleek, dat ze in het Israëlische leger zaten. Ze hadden gauw door dat wij uit Libanon kwamen, en de verhouding werd meteen een stuk koeler.' De reis door Israël heeft toen niet tot gevolg gehad, dat Pieter Blussé zijn Unifil-taak met andere ogen ging zien. 'Nee, je ging terug in Libanon gewoon weer aan het werk.'

Drumstel

Hoewel Pieter Blussé zelf zijn herinneringen aan Libanon bijna twintig jaar ver weg heeft geborgen en moeite heeft met het terughalen van namen en gezichten, zullen veel van zijn oudcollega's zich hem herinneren.

Blussé: 'Dat komt door dat drumstel van me, verkregen op aanvraag via Welzijnszorg. Die aanvraag werd onderstreept door het argument dat muziek een prima middel is om spanningen af te reageren. En dat is natuurlijk ook zo. Twaalf uur op, twaalf uur af. Man, je wilt je daarna wel even uitleven. Maar veel collega's konden dat niet altijd waarderen. Lag je net even te slapen, werd je wakker van die roffels. Het gekke is alleen, dat rond dat drumstel uiteindelijk toch een klein bandje ontstond. Ik weet nog, dat ene Bram gitaar speelde en we jamsessions hielden met de Amerikanen. 't Was geen fantastische band, maar we hadden wel altijd veel bekijks.'


Oud en Nieuw

In de loop van de acht maanden die Pieter Blussé in Libanon doorbracht, heeft hij twee cassettebandjes met herinneringen en indrukken opgenomen. Ook in de nacht van 31 december 1979 op 1 januari 1980 zette hij de microfoon van zijn cassetterecorder wijd open. Een paar weken geleden beluisterde hij de opname van die nacht nog eens. En kreeg kippevel.

Blussé: 'We zaten in zo'n kleine post nabij Haris. De stemming was best plezierig. Ach, we dronken op zo'n avond natuurlijk geen limonade. Twee minuten over twaalf barstten overal schoten los. Die Palestijnen vuurden alles af wat ze hadden. In eerste instantie in de lucht. De mannen van Hadad vuurden met .50 mitrailleurs. Ze gebruikten een munitieband die alleen uit lichtspoorkogels bestond. Zolang dat allemaal recht de lucht in gaat, is het nog een fraai gezicht, maar plotseling zagen we dat spoor dalen en recht op ons afkomen. Op een meter of vijf sloegen de kogels bij ons in. Dat is dan je "gelukkige" nieuwe jaar. ja, echt, je hebt angst. Ondanks het feit dat je weet, dat die Hadad-strijders je alleen maar willen pesten.'

Opgebrand

Een maand of acht zat Pieter Blussé van Oud Alblas in Libanon. Toen was de kaars op.

Blussé: 'Ik heb er eigenlijk te lang gezeten. Ik was lichamelijk aan het eind. Kennelijk kon ik dat leven van 12 uur op, twaalf uur af, die spanning, niet langer opbrengen. Misschien ook dat je, als je sliep, onbewust waakzaam bleef. Niet goed uitrustte. Ik weet het niet. Maar ik was blij, dat ik terug kon. Ik zou eind januari 1980 terugvliegen, het werd uiteindelijk de tweede helft van februari. Tot m'n stomme verbazing - ik had immers nog vier maanden van dat jaarcontract te gaan - mocht ik m'n spullen inleveren en afzwaaien.'

Nog één keer omkijkend: 'Ik heb er toch een fijne tijd gehad. Ben erdoor gehard. je komt toch een kant van het leven tegen die anderen niet kennen. Dat besef je niet als je er zit, maar des te meer naarmate je ouder wordt. Hoewel... Ik denk er eigenlijk nu voor het eerst weer eens over na. Het klinkt als een cliché, maar je wordt door die ervaringen wél een man.'


HANS RIJSWIJK