Terug naar Libanon, 36 jaar na zijn militaire uitzending

 
Bron       : Friesch Dagblad - Trudy Oldenhuis
Foto       : Marchje Andringa
Datum    : 23 April 2019
 
Jan Holwerda (61) was 25 jaar toen hij naar Libanon werd uitgezonden. Dat was in 1983, en Holwerda was werkzaam voor de Koninklijke Marechaussee. ,,Elke ochtend controleerden we de auto waar we in zouden rijden.”
 
Foto Marchje Andringa
 

Holwerda zou zo’n acht maanden blijven in Libanon, uitgezonden als militair naar Unifil, een van de grootste VN-vredesmissies waar Nederland aan heeft deelgenomen. Niet eerder keerde Holwerda - geboren in Creil, opgegroeid in Cornjum en Britsum - terug naar Libanon. Maar deze week vertrekt hij toch, mee met een reis van de Stichting Weerzien met Libanon. ,,Ik ben heel benieuwd hoe het zal zijn.”

De Stichting Weerzien met Libanon organiseert al bijna vijftien jaar reizen waarbij Libanonveteranen kunnen terugkeren naar de plekken waar ze toen waren gelegerd. Dat is voor veel veteranen niet zomaar een vakantiereisje. ,,Op een vooropkomst in februari, waar we kennis maakten met onze reisgenoten, vertelden een paar veteranen dat ze nog altijd moeite hadden met de uitzending van toen. ‘Mijn gezin heeft er tot op de dag van vandaag last van’, zei er één. Een geestelijk verzorger die ook meegaat, vertelde me later dat er bij elke reis zulke mensen zijn.”

Op een vooropkomst in februari, waar we kennis maakten met onze reisgenoten, vertelden een paar veteranen dat ze nog altijd moeite hadden met de uitzending van toen

Sommige veteranen nemen mede daarom familieleden mee. Holwerda’s vrouw en zijn twee zonen blijven thuis, maar ook nu gaat er een zoon van iemand anders mee, weet hij. ,,Die wil het verleden van zijn vader zien.” Ook een voormalig marechaussee gaat nu mee naar Libanon: Freerk Mossel. Mossel was destijds woonachtig in Ee en diende in dezelfde periode in Libanon als Holwerda, maar wel op verschillende locaties. ,,We zijn altijd buddy’s gebleven.”

Holwerda zelf was al 25 toen hij naar Libanon ging en het was bovendien zijn tweede buitenlandse uitzending. Daarmee was hij een uitzondering. ,,Het was de eerste grote vredesmissie van Nederland na de militaire operaties in Indië. Er gingen dienstplichtigen mee. Dat waren jongens van achttien, negentien jaar, die kwamen bij wijze van spreken soms zo uit de schoolbanken. Voor hen was het anders dan voor mij.”

Korte voorbereiding

Holwerda was in 1983 al beroepsmilitair. Hij was in zijn eigen dienstplicht begonnen bij de mariniers - ,,ik dacht: als ik dan toch in dienst moet, laat ik dan wat leuks doen” - en werd toen uitgezonden naar de Nederlandse Antillen. ,,Dat was de eerste keer dat ik lang van huis ging.”

Voor de dienstplichtigen die naar Libanon moesten, was de voorbereiding vaak kort. Holwerda: ,,Ga maar na: je diensttijd duurt veertien maanden en daarvan zat je zes maanden in Libanon. Dan bleven er nog een paar maanden algemene militaire vorming en specifieke training voor Unifil over.”

Ik dacht: als ik dan toch in dienst moet, laat ik dan wat leuks doen

Holwerda bracht zijn tijd in Libanon door op drie plekken: in de stad Naqoura in Zuid-Libanon, waar het hoofdkwartier van Unifil was gevestigd, in de havenstad Tyrus en in Beiroet, de hoofdstad van Libanon. Hij hield zich bezig met onder meer de afhandeling van verkeersongelukken met militaire voertuigen. ,,Daar ging heel veel tijd in zitten.” Ook verrichtte hij beveiligingswerkzaamheden op het vliegveld van Beiroet.

Hij en zijn directe collega’s konden nog wel eens ’s avonds de stad in of in weekenden zelfs naar Israël. ,,Maar voor die jongens op de posten in Zuid-Libanon was dat er niet bij. Die hebben hun uniform bij wijze van spreken zes maanden niet uit gehad.”

Veiligheidscheck

Toch was het ook op plekken waar Holwerda werkte gevaarlijk. Bepaalde gedeelten van de stad meden ze. ,,Elke ochtend controleerden we de auto waarin we zouden rijden. Even eronder kijken, eromheen lopen, is alles in orde? Pas als je zeker wist dat alles veilig was, ging je op weg.”

Van nazorg aan uitgezonden militairen was in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog nauwelijks sprake. Nu worden militairen na een missie apart opgevangen, toen niet. ,,Wij kwamen aan op Schiphol, kregen bij wijze van spreken een hand met ‘dank je wel’ en binnen twee weken was ik weer aan het werk.” Holwerda heeft nog ergens een brief van het ministerie van Defensie, gestuurd aan zijn ouders. ,,Daar stond iets in van ‘de persoonlijkheid van uw zoon kan veranderd zijn als hij terug komt’. Zo ging dat.”

Aanslag

Een deel van de militairen kreeg bij terugkeer last van posttraumatische stressklachten. Holwerda niet, maar ook hij zag vreselijke dingen. Hij was de enige Nederlandse militair in Beiroet toen daar op 23 oktober 1983 een grote aanslag plaatsvond op de Amerikaanse mariniersbasis. Een vrachtwagen met explosieven reed een het gebouw binnen en veroorzaakte een enorme explosie. Enkele minuten later volgde een tweede ontploffing bij een basis van Franse paratroopers.

Wij kwamen aan op Schiphol, kregen bij wijze van spreken een hand met ‘dank je wel’ en binnen twee weken was ik weer aan het werk

Holwerda ging er kijken met een Noorse collega. ,,Dat was een vreselijk gezicht. Het gebouw van de Amerikaanse mariniers lag helemaal in puin. Twee weken later waren ze nog bezig om lichamen te bergen. Dat zagen we dan als wij erlangs reden.” In totaal verloren 299 mensen bij de aanslag het leven: 241 Amerikaanse mariniers en 58 Franse paratroopers.

Als Holwerda straks in Libanon komt, is een van de eerste onderdelen van de reis een herdenking van deze aanslag op het terrein van de Amerikaanse ambassade in Beiroet. ,,Dat vind ik wel bijzonder, ook omdat ik als een van de weinige Nederlandse militairen het van dichtbij heb gezien.”

Haat

Ondanks alle inspanningen van de Nederlandse militairen destijds en van andere VN- militairen nu - de Unifil-missie in Zuid-Libanon loopt nog steeds - is Libanon nog steeds niet te typeren als een veilig land, weet Holwerda. ,,Ik zag daar toen al zo veel haat en onverdraagzaamheid bij de verschillende partijen. Ze bestreden elkaar en bouwden het land niet op. De vlam kan nog steeds zo in de pan slaan. Tja, als dat nu gebeurt, gaat de reis niet door. Maar daar gaan we niet vanuit.”