De jaren '70
In augustus 1970 werd Sulayman Frandjiyya tot president gekozen. Onder zijn regering nam de binnenlandse onrust nauwelijks af. Ook bracht de aanwezigheid van de Palestijnen steeds meer problemen met zich mee. Doordat Jordanië niet langer Palestijnse querrillastrijders op zijn grondgebied wilde hebben, nam hun aantal in Libanon drastisch toe en concentreerde het Palestijnse verzet tegen Israël zich in het zuiden van het land.
Libanon werd in 1973 en 1974 geleidelijk het strijdtoneel van Palestijnen en moslems aan de ene kant en christelijke falangisten aan de andere kant. Het officiële Libanese leger wist de zaak niet in de hand te houden. In 1975 was de burgeroorlog een feit. President Frandjiyya trok echter niet zijn conclusies uit de binnenlandse chaos en maakt zijn ambtstermijn vol, hoewel het parlement hem verzocht eerder af te treden. In september 1976 volgde Ilyas Sarkis hem op. In 1976 hield het Syrische leger een grootscheepse invasie in Libanon om een einde te maken aan de burgeroorlog. Omdat het conflict enorme proporties begon aan te nemen, besloten enkele Arabische landen een vredesmacht te sturen, maar die wist de strijdende partijen evenmin uit elkaar te houden.
In 1978 stelden de Verenigde Naties een vredesmacht ter beschikking, het zogeheten UNIFIL (United Nations Interim Force in Lebanon). Deze vredesmacht bestond uit 6000 man en bewaakte een veiligheidszone in het zuiden van Libanon.