De presidenten Shihab en Hulw

In september 1958 werd president Sham´un opgevolgd door generaal Fu´ad Shihab. Hij kreeg de steun van beide partijen die elkaar tot dan toe bestreden. De ministerraad werd uitgebreid van vier tot acht leden en het aantal parlementsleden steeg van 66 tot 99. Hierdoor kwam er een evenwichtiger vertegenwoordiging van de vele verschillende bevolkingsgroepen tot stand en nam de onrust aanzienlijk af. Ook met de economie ging het beter.

Toen de ambtsperiode van president Shihab ten einde liep, weigerde hij zich opnieuw kandidaat te stellen, hoewel het parlement hem daar uitdrukkelijk om vroeg. Shihab werd in augustus 1964 opgevolgd door Charles Hulw. Deze zette de politiek van Shihab voort.

In de tweede helft van de jaren ´60 bleven de politieke verhoudingen ongewijzigd. De tegenstelling tussen christenen en moslems zorgde voor de nodige binnenlandse onrust, vooral tijdens de Zesdaagse Oorlog van Syrie, Jordanië en Egypte tegen Israël. Libanon koos wel de zijde van de Arabische landen, maar nam niet deel aan de oorlog. De christenen slaagden erin de overhand te houden op politiek gebied, hoewel ze in aantal inmiddels overtroffen werden door de moslems. De christenen hadden de beste banen en waren voorstander van een conservatieve politiek. De moslems, die aanzienlijk minder welvarend waren, wilden allerlei hervormingen doorvoeren en een agressieve houding tegenover Israël aannemen. Deze tegenstelling zou later tot uitbarsting komen in een jaren durende burgeroorlog.

Een probleem apart vormden de honderduizenden Palestijnen, die vanuit Israël hun heil in Libanon zochten en in vluchtelingenkampen betere tijden afwachtten. Omdat Palestijnse querrillastrijders geregeld terroristische acties in Israël uitvoerden, hield het Israelische leger vaak wraakacties op Libanees grondgebied. Daarbij vielen ook telkens slachtoffers onder de Libanese bevolking. De regering stond hier machteloos tegenover.