Politiek en bestuur

De Libanese grondwet dateert uit 1926. In 1947 vond de laatste verbetering ervan plaats.

De president is het hoofd van de staat. Hij wordt voor een periode van zes jaar gekozen door de Nationale Vergadering; twee derde van de leden moeten hun stem op hem uitbrengen. De president benoemt de premier en de ministers. De president is per definitie een maronitisch christen en de premier een soennitisch moslem. De voorzitter van de Nationale Vergadering is gewoonlijk een sjiietisch moslem.

De Nationale Vergadering bestaat uit een kamer waarin 99 volksvertegenwoordigers zitting hebben. Van elke negen leden zijn er zes christen en vijf moslem. De ministerraad en het overheidsapparaat dienen de godsdienstige groeperingen min of meer evenredig te vertegenwoordigen.

Toen de burgeroorlog begon, viel het Libanese leger al gauw uiteen doordat soldaten en officieren zich bij diverse strijdende groepen aansloten. In 1983 werd met steun van de Verenigde Staten een nieuw leger van 37.000 man samengesteld. Ook hiervan is inmiddels een aanzienlijk deel overgelopen naar allerlei militaire groeperingen. In mei 1984 kwam een regering van nationale eenheid tot stand. Ze probeerde een hecht leger op de been te krijgen, maar kon niet verhinderen dat er uiteindelijk drie soorten brigades waren, een christelijke, een christelijk-soennitische en een sjiietische. In juli 1985 telde de landmacht naar schatting 16.000 man, de luchtmacht 1100 man en de marine 300 man.

In april 1976 zouden er verkiezingen voor de Nationale Vergadering worden gehouden, maar vanwege de burgeroorlog zijn ze al enkele malen uitgesteld. In juni 1988 was de samenstelling van de Vergadering nog ongeveer dezelfde als in 1972. Er zijn 18 politieke partijen, waarvan de leden afkomstig zijn van een stuk of tien verschillende godsdienstige groeperingen.