Geschiedenis

In de oudheid was Libanon beroemd vanwege de ceders en pijnbomen uit het Libanongebergte. Vooral de eerste waren geliefd omdat ze duurzaam rood bouwhout leverden. In de omringende landen was zo weinig goed hout te vinden dat het kappen van ceders meestal een koninklijk voorrecht was.

De bekendste bewoners van Libanon in de oudheid zijn de Feniciers. Zij bouwden in de 8e en volgende eeuwen v. Chr. Geleidelijk aan een omvangrijk handelsnetwerk op in het Midden-Oosten en het gebied van de Middellandse Zee. Ze stichtten verschillende belangrijke koloniën, waarvan die van Carthago (Tunesië) uiteindelijk zelfs een bedreiging voor het Romeinse rijk ging vormen.

In de 7e eeuw na Chr. Probeerden de Arabieren Libanon te veroveren, maar daarin slaagden ze nauwelijks. De Arameense christenen wisten de moslems lang tegen te houden, daarbij geholpen door christelijke nomaden uit het noorden. In de eeuwen die volgden, slaagden de Arabieren er uiteindelijk toch in het gebied aan hun rijk toe te voegen en zowel de islam als de Arabische taal in te voeren. In de 11e eeuw drong het geloof der Druzen in het zuiden van Libanon door.