Landschap

Eigenlijk bestaat Libanon voor het overgrote deel uit een hoge en woeste bergrug die evenwijdig aan de kust loopt. De kuststrook is vlak en erg smal. Dan stijgt het land opeens vrij steil en verschijnen er bergkammen en -ruggen. Ten zuidoosten van Tripoli (Tarabulus) ligt de 3083 m hoge Qurnat as-Sawda, die daarmee de hoogste top van het land is. Ten oosten van deze bergkammen ligt een trogvormige vallei, de Beka´a-vallei. Ze is ongeveer 16 km breed en 100 tot 130 km lang. De oostzijde van de Beka´a-vallei wordt in het noorden gevormd door het Anti-Libanongebergte (Al-Jabal Ash-Shargi), dat tot 2800 m hoogte reikt, en in het zuiden door de Hermon Range, die ongeveer even hoog is. De vallei ligt op ongeveer 1000 m hoogte boven de zeespiegel. Er ontspringen twee rivieren, de Leontes (Nahr al-Litani) en de Orontes (Nahr el-Asi). De Leontes stroomt naar het zuiden en maakt op korte afstand van Israël plotseling een bocht naar het westen, waarna ze door een diepe kloof het Libanongebergte (Jabal Lubnan) in gaat en in de Middellandse Zee uitmondt. De Orontes stroomt naar het noorden en vervolgt in Syrie haar weg.

Een heel bijzonder kenmerk van het Libanese gebergte is dat een van de lagen waaruit het is opgebouwd, geen water doorlaat. In de naburige gebieden van Israël en Syrie komt zo´n laag niet voor. Vanwege deze laag vindt men tussen 1200 en 1500 m een groot aantal bronnen met een overvloed aan water. De westkant van het gebergte is dan ook rijkelijk voorzien van riviertjes en daardoor geschikt voor landbouwdoeleinden.