De vergeten veteraan
Bron : Charles Sanders - 20 mei 2015
Unifiller Raymond na 35 jaar nog steeds getekend door Libanon-missie
Ze gingen als vrolijke dienstplichtigen, kinderen soms nog, en kwamen getekend terug. Unifiller Raymond Langereis en het verhaal van de vergeten veteraan.
Door de tijd geel gekleurde foto’s tonen een tiener met woeste blonde haarbos. Gringo, werd Raymond Langereis door zijn kameraden genoemd. Precies 35 jaar geleden, mei 1980, reisde hij voor VN-vredesmacht Unifil af naar Libanon.
„Het was ons iets anders voorgeschoteld”, zegt hij cynisch. „Op de kazerne werden we gelokt met beelden van goudgele stranden, soldaten die in de zon vrouwen fotografeerden, vakantie! Maar toen ons vliegtuig de landing naar Beiroet inzette, zag ik niets dan verwoesting. Onze voorgangers stonden te wachten om naar huis te gaan. ‘Wide staring eyes’. Die lege blik in hun ogen.”
De vader van Langereis had zijn zoon aangemoedigd te tekenen voor Libanon. Ook al was hij pas 19 en opgekomen voor zijn nummer. „Je moet gaan jongen.”
„Hij is van Joodse afkomst”, vertelt de veteraan, nu 54, „en dacht dat we daar iets konden betekenen voor de veiligheid van Israël. Dat we een vuist zouden maken tegen terreuraanvallen door de PLO en de voorgangers van Hezbollah. Maar mijn idealisme verdween snel.”
Want Libanon stond in 1980 voor chaos en gevaar. Met strijdende partijen en vaak machteloze blauwhelmen. Als pantserinfanterist zag Langereis in Libanon de waanzin van oorlog. Terroristen, jonger dan hij zelf, op zelfmoordmissie. Executies van christenen bij de Groene Lijn, die Oost- en West-Beiroet, scheidde. Burgers, vanwege hun geloof zomaar tegen de muur gezet.
Unifil moest alle partijen – Palestijnen, christenen, milities en Israëli’s – scheiden en ontwapenen. Van 1979 tot 1985 dienden 8000 Nederlandse soldaten in Libanon; er vielen negen doden en meer dan twintig gewonden.
Kruisjes
„Een jongen hield de mortieraanvallen bij door met zijn mes kruisjes te snijden in het hout van wat ’de bar’ werd genoemd”, vertelt Raymond Langereis. „Het werden zeventig kruisjes in 122 dagen. Wetteloosheid was troef, soms gingen we zelf uit ons dak. Er was alcohol, er waren softdrugs. Kijk ik nu naar een Vietnamfilm, dan denk ik: zo was het bij ons dus ook.”
Hij laat een foto zien. Pelotonspost Kafra 7-21, Nederlandse blauwhelm, onderuitgezakt bij zijn tent, FAL-geweer tegen de beschermende wal van zandzakken. Aan zijn voeten een viervoetige krullenbol. Max, de geadopteerde Libanese zwerfhond van de compagnie.
„Ik zal dat dier nooit vergeten”, zegt Langereis, terwijl hij zijn newfoundlander Morris aait. „Onze sergeant beval alle zwerfhonden af te maken, we moesten ze simpelweg doodschieten. Nieuwe hygiëneregels.”
Het leidde tot twee kampen. Soldaten die lachend in een kogelregen puppy’s neermaaiden en felle tegenstanders, zoals Langereis. „Mijn maat Richard Flipse trok zijn pistool en richtte op die schietgrage collega’s. We konden Max redden, hij vluchtte naar het dorp.”
Hij herinnert zich de journalisten, op een door Defensie georganiseerde persreis. Ze kwamen vragen hoe het toch met ’onze jongens’ ging. „We namen ze in de maling. ’We doen hier leuke dingen, we spelen de hele dag’. En: ’Wil je vooral de groeten doen aan papa en mama’. Dan waren er nog de patrouilles, de intimidaties, de beschietingen, de gijzelingen, de mijnen.”
Als Langereis spreekt, luistert zijn vrouw. Monique vertelt dat het leven met de veteraan – ze hebben twee zoontjes – niet altijd gemakkelijk is. Want: „Aanvankelijk naast drank ook drugsgebruik, later alleen nog alcohol.”
PTSS
Bij Langereis luidde de diagnose ptss, hij ontvangt maandelijks zijn militair pensioen en kreeg een eenmalige vergoeding van 125.000 euro. Én een handvol medailles. De Unifiller diept ze op uit een stoffige lade. Draaginsigne Gewonden, VN-onderscheidingen voor missie en moed.
Het eremetaal doet hem niets. Wat wél helpt: zijn vrijdag verschijnende 220 pagina’s tellende boek Oorlog Lyrics, Dutchbat Libanon 1980.
„Na terugkeer in Nederland lukte het maar niet om mijn leven weer op te pakken”, zegt de Unifiller. „Ik sloeg door, er was geen opvang, Defensie legde ons na thuiskomst een zwijgplicht op. Met dank voor bewezen diensten. Ik werd sociaal pedagogisch hulpverlener, maar ben zelf nog steeds onder behandeling.”
In het Centraal Militair Hospitaal van Utrecht ontmoette hij een Uruzgan-veteraan. „Die jongen dreunde voortdurend allerlei militaire vliegtuigtypen op. Als er al hulp is, komt die vaak te laat. Libanon, Bosnië, Kosovo, Afghanistan, Mali. Het is water naar de zee dragen.”
Raymond Langereis is gaan schrijven voor zichzelf, maar zeker ook voor andere Unifillers. „Er is ons onrecht aangedaan, want de Libanon-missie was allesbehalve een toeristisch uitje. We deden daar wat we moesten doen, maar toch zijn we vergeten.”
MIJN COMMENTAAR:
Raymond Langereis heeft vier of zes maanden in Zuid-Libanon gediend, dat kan ik niet uit uw reportage lezen en het geeft me zeker geen goed gevoel als ik lees dat hij daar PTSS heeft opgelopen en daar nog steeds voor wordt behandeld.
Maar staat u mij toe wat aantekeningen bij zijn verhaal te maken. Hij overdrijft, of misschien is het beter te stellen dat hij, als een van de heel weinigen, het zo heeft beleefd en daar nog steeds aan terugdenkt en het in zijn wereld nog steeds beleefd. Raymond zat in Libanon bij de Alfa compagnie, op de post van de compagniescommandant, niet de Charly die aan de kust gelegerd was en de buffer vormde tussen de South Lebanese Army (SLA) die door de Israëliërs werden aangestuurd, en een eenheid van het Fiji bataljon waar de zogenaamde Palestijnse commando's vrolijk fluitend vooral 's nachts doorheen liepen. Ik was van juni '80 tot januari '81 zes maanden in Libanon. Onze compagnie heeft uiteindelijk ruim twintig Palestijnen verhinderd om door ons gebied te infiltreren om de strijd aan te gaan met het SLA en de Israëli Defensief Force (IDF). Sommigen lukte dat toch nog en zij moesten het met hum leven bekopen.
Wij werden is Assen zes maanden opgeleid. In mijn ogen goed opgeleid. Ik heb nooit een voorlichting gehad of ervan gehoord dat er goudgele stranden waren waar we vakantie konen vieren of vrouwen fotograferen, nota bene in Zuid Libanon waar de bevolking voor bijna uit 100% (shia) moslims bestaat. Nee, die verklaring slaat echt helemaal nergens op. Wij kwamen ook in Beiroet aan, waar we af en toe een schot hoorden, toegegeven, maar degenen die wij aflosten, stonden er niet met lege ogen bij, maar normaal, blij dat ze naar huis konden. Op het vliegveld zag je weinig van de verwoesting, daarvoor moest je naar de binnenstad waar ik later wel geweest ben, zij het niet als een UNIFIL militair.
Raymond heeft nooit christenen gezien die tegen de muur werden gezet. Hij is als UNIFIL militair nooit bij de Groene Lijn geweest die dwars door Beiroet liep omdat dat ver buiten het gebied van Dutchbat lag en je er ook niet kwam als je die ene keer met verlof ging. Het was helemaal ons mandaat niet om bij de Groene Lijn te opereren, verre van dat! Sorry, maar dat klopt ook niet in zijn verhaal. Palestijnen op zelfmoordmissies? Hoeveel heeft hij er gezien? In zijn tijd in de compagnie waar hij diende, was er nauwelijks een Palestijn te zien omdat die allemaal via de kustweg naar het zuiden afzakten. Daar werden ze meestal tegengehouden zoals ik al schreef. Bovendien waren dat geen zelfmoordenaars die gordels om hadden, maar soldaten die zich commando's noemden (maar dat bij verre niet waren) en voor de heilige zaak vochten, althans daar in geloofden.
De mortierbeschietingen waren in het gebied van de Alfa sporadisch, en altijd random ergens in de wadi. Er is nooit een soldaat in Libanon gesneuveld door een mortierbeschieting naar mijn beste weten. Zeker, zwerfhonden waren een plaag, evenals de katten, maar geen enkele compagniescommandant heeft ooit de opdracht gegeven om ze 'neer te maaien', een sergeant had al helemaal de bevoegdheid niet om daarover te beslissen.
In ons gebied zijn er een paar honden afgeschoten, maar niet met automatisch geweervuur. Als dat bij de Alfa wel zo zou zijn geweest, heerste er bij de compagnie totaal geen discipline en dat geloof ik niet, ik ken de compagniescommandant van die tijd.
Ik heb journalisten en leden van de Tweede Kamer in het gebied gezien die altijd keurig door de leiding en de soldaten te woord werd gestaan waarbij vragen openhartig werden beantwoord. Maar goed, Raymond denkt daar duidelijk anders over.
Allen van ons zijn bij terugkeer in Nederland gedebrieft en waar PTSS werd vermoed, deden de psychologen er alles aan om te helpen. Zeker, het had misschien iets anders gekund, maar voor die tijd was het best goed. Niemand, ik herhaal niemand, kreeg een zwijgplicht opgelegd.
Nee, ik heb niet het gevoel dat ons onrecht is aangedaan. We werden goed opgeleid, kregen behoorlijke uitrusting en goede voorlichting. Het was gewoon een heel zwak mandaat maar dat ligt niet aan ons die daar hebben gediend. Zeker, het was geen toeristisch uitje en ook nooit als zodanig aan wie dan ook voorgesteld. We deden ons best en volgens mij zijn we ook niet vergeten, toen niet en ook nu niet.
Ik begrijp dat Raymons gewond is geraakt? Bij welke beschieting of incident? We hadden heel weinig gewonden en nog minder doden en de meesten vielen door ongelukken. Of kreeg hij het gewondeninsigne omdat er PTSS bij hem werd geconstateerd?
Nogmaals, het is triest wat hem is overkomen, maar het is zijn verhaal zoals hij zich dat nu herinnert en er op terugkijkt. De werkelijkheid was echtrer anders.
Lange blog, maar dat moest even voor mijn gevoel...Rolf