Je wilt iets betekenen, maar je kunt niets doen

Daar sta je dan, als jongeman van nog geen 20. Jij en je kameraden, de meesten dienstplichtig, zijn zojuist geland in Beiroet. De geweerschoten zijn vanuit de bergen te horen. Je schrikt, want dit lijkt niet op het zonnige plaatje dat het ministerie van Defensie je heeft voorgeschoteld. Je bent getraind op Nederlandse bodem, het vlakke land. Patrouilles lopen in de bergen, dat heb je nog nooit gedaan. Eén missie, één taak. Op VN-vredesmissie met UNIFIL. Jan Nijboer en Wout Klink, twee veteranen die in 1979 als één van de eersten naar Libanon vertrokken, over voorbereidingen, de missie en de nasleep.

Libanese stranden

De meeste Nederlandse UNIFIL-soldaten hebben hun basis op de kazerne in Zuidlaren. In rap tempo probeert het ministerie van Defensie voornamelijk dienstplichtige jongens te motiveren om op vredesmissie te gaan. Veel tijd is er namelijk niet. Zes maanden na het besluit om deel te nemen aan de UNIFIL-missie, moet er een Nederlands team op de been worden gebracht. Jan Nijboer was destijds dienstplichtig soldaat en ging naar Zuidlaren. Dat was ‘lekker dichtbij’. Dat hij ook tekende voor een VN-vredesmissie, daar was hij in het begin niet van op de hoogte. ‘Ik moest tekenen voor de uitrusting die ik mee kreeg, pas later kwam ik erachter dat ik ook voor een vredesmissie had getekend. In het begin had ik helemaal niet door dat de kazerne in Zuidlaren überhaupt een basis was voor VN-vredesmissies.’

Volgens Wout Klink, die net als Nijboer op 10 maart 1979 naar Libanon vertrok, waren de voorbereidingen ver beneden de maat. ‘Er was totaal geen voorbereiding. Trainingen kregen we niet echt. Niet voor de situatie waarin we terecht kwamen in ieder geval. Patrouilles lopen in de bergen, of trainingen in warm weer. Dat hadden we nog nooit gedaan.’ Naast de slechte training werd er volgens Klink door het ministerie een verkeerd beeld van de situatie geschetst: ‘Defensie vertelde ons voornamelijk over mooie Libanese stranden en lekker weer, we hadden geen flauw idee wat ons daar te wachten stond.’

Onmogelijke taak

Na een korte training vertrekken Klink en Nijboer met zo’n 600 andere jongens naar Libanon. Twee volle Boeings landen op de luchthaven van Beiroet. Nijboer: ‘We kwamen aan in Beiroet en we schrokken. Sommige startbanen waren kapotgeschoten en je hoorde geweerschoten vanuit de bergen. De eerste nacht sliepen we in hangars waar de kogelgaten inzaten.’

In open militaire wagens reizen de jongens af naar het zuiden van Libanon. Op zo’n dertig kilometer van de Israëlische grens, in dorpen als Haris, Kafra en Yatar, moeten de jonge mannen van UNIFIL de verschillende strijdende milities tegenhouden en ontwapenen. Volgens Nijboer een vrijwel onmogelijke taak. ‘We zaten met tien man op een traject van kilometers. Maar het gebied was zo groot, meestal glipten ze gewoon langs ons heen. Er waren talloze sluiproutes.’

Het gevaar ligt altijd op de loer. Klink kan zich nog goed de angst herinneren die vooral de nachtelijke patrouilles met zich meebrachten. ‘’s Nachts hoorde je overal geluiden, wat voor de nodige angst zorgde. Er was gewoon altijd een kans dat je beschoten werd.’ Dat gebeurde ook wel eens. Klink vertelt dat hij een keer serieus onder vuur heeft gelegen. ‘Onze post lag te dicht bij de Christenmilities. Daar waren ze niet zo blij mee en dus begonnen ze onze kant op te schieten.’ Maar terugschieten was voor de Nederlandse UNIFIL-troepen uit den boze. De opdracht was om in zo’n geval terug te trekken en het incident te rapporteren, schieten was geen onderdeel van het takenpakket. Klink: ‘Een probleem van dit mandaat was dat we door de milities niet helemaal serieus genomen werden. We waren op vredesmissie, we mochten niks doen. En dat wisten de partijen op een gegeven moment ook. Het liefste wil je meer uitrichten, je wilt iets kunnen doen, maar je wordt tegengehouden.’

Groepsfoto Wout Klink en Jan Nijboer in Libanon. Linksboven Jan Nijboer, linksonder Wout Klink.

Nijboer had graag meer erkenning gekregen voor wat hij in Libanon wél heeft kunnen bewerkstelligen. De lokale bevolking ging er bijvoorbeeld door de komst van de Nederlanders wel degelijk op vooruit. Groepen moslims zijn teruggekeerd naar hun oorspronkelijke dorpen, omdat ze zich veiliger voelden toen de UNIFIL-troepen aanwezig waren.

PTSS

Het gevoel van machteloosheid, het niets kunnen doen, is de reden dat zoveel UNIFIL-veteranen te maken hebben met PTSS. Daar is Nijboer van overtuigd. ‘Bepaalde agressie kon er door die passieve houding bij mij gewoon niet uit.’ Die agressie uitte zich bij Nijboer pas veel later, toen hij al langere tijd terug was in Nederland. Regelmatig ging hij op de vuist en hij kreeg drankproblemen. Hoewel Nijboer het lang heeft ontkend, denk hij dat hij wel degelijk PTSS heeft. Tot op de dag van vandaag heeft hij daar geen hulp voor gehad.

Positief gevoel

Een slechte voorbereiding, niet weten waar je aan begint, geen nazorg en de kogels die je regelmatig om de oren vliegen. Maar wel een periode waar Nijboer en Klink eerder een positief dan een negatief gevoel aan hebben overgehouden. Het kameraadschap van toen is er nog steeds, zo merkten de mannen op de UNIFIL-reünie in Soestdijk, ruim een jaar geleden. ‘Die band gaat nooit meer weg, ook al zie je elkaar niet vaak,’ aldus Nijboer.