Kameraadschap boven alles

Bron : Telegraaf : Charles Sanders - 26 juni 2015

Aan vooravond Veteranendag vertelt infanterist over zijn Unifil-missie

FOTO’S ALDO ALESSIE

Flipse, thuis in het Gooi. „Ik werd niet ziek, ik werd een rijker mens. Een diepe buiging en een eresaluut voor Dutchbat en alle andere veteranen die streden voor de vrijheid van anderen!”

Eerbetoon aan 100.000 oud-strijders met defilé voor koning ’Nog steeds kan ik wakker schrikken bij onweer’

Veteranendag, morgen het jaarlijkse eerbetoon aan onze uitgezonden militairen. Lang niet altijd verhalen van verdriet, ziekte en ellende. Sommigen soldaten togen onervaren richting oorlogsgebied en keerden rijker terug. „De missie hielp me als mens verder.”

Reünies en massale bijeenkomsten passen niet bij zijn karakter, daarom laat hij morgen in Den Haag verstek gaan. Maar waardering voor de oud-collega’s heeft Richard Flipse wel degelijk. En Veteranendag is belangrijk, omdat veelal jonge mensen hun leven waagden voor een veiliger Nederland, voor een veiliger wereld.

De voormalige pantserinfanterist uit het Gooi is een ouwe stomp van lichting 79-5, bij opkomst voor zijn dienstplicht was hij pas zeventien jaar. Als minderjarige had Richard Flipse de minister moeten aanschrijven om onder de wapenen te mogen, hij haalde zijn ouders over om te tekenen.

Vader deed niet moeilijk, moeder aanvankelijk wel. Ze was bezorgd. „Dit is geen goed idee jongen.” Maar ging uiteindelijk toch akkoord. ’Jullie kunnen me overal neerzetten, als ik maar niet naar het buitenland word gestuurd’, zei Flipse vol bravoure na aankomst in de kazerne van Assen.

„Tja, het werd dus de United Nations Interim Force in Lebanon, Unifil. Vanwege avontuur, geld, nuttige tijdsbesteding, omdat ik dan maar twaalf van die gebruikelijke veertien maanden dienstplicht hoefde te vervullen én als tiener weg kon uit huis! Bovendien dacht ik toen al verder. Wat te doen na terugkeer? School, studie, maatschappelijke loopbaan.”

Hoe jong ook, Flipse was snel thuis in het militaire wereldje. Hij rookte weinig, sportte veel, dronk geen alcohol. In tegenstelling tot menig collega. Die zag hij dan ook fysiek onderuit gaan tijdens voorbereidingsoefeningen voor de missie in het Midden-Oosten.

„Dan liep ik tijdens zo’n lange mars opeens met drie rugzakken en vier FAL geweren. Om m’n dodelijk vermoeide maten te ontzien. In het leger gaat kameraadschap boven alles!”

Eenmaal in Libanon kreeg de jeugdige militair een pistool tegen zijn slaap, werd hij beschoten door kindsoldaten van soms amper veertien jaar, hoorde hij mortiergranaten vlakbij zijn compound inslaan.

Maar daar waar anderen thuis last kregen en uiteindelijk soms bezweken onder het spook dat posttraumatische stressstoornis (ptss) heet, bleef Richard Flipse functioneren. Onlangs berichtte deze krant over een ándere Unifiller, Raymond Langereis. Lijdend aan ptss schreef hij een onthullend boek over zijn uitzending naar Libanon. Waar hij samen met Flipse diende.

„Raymond was daar mijn maatje”, vertelt Richard Flipse. „Hij had moeite om terug te keren in de maatschappij. Ik niet. Reden? Ik was altijd al gefixeerd op nu en morgen, veel minder op toen en gisteren. Ik probeerde Raymond destijds te overtuigen vooral naar de toekomst te kijken. Helaas zonder resultaat, heel spijtig.”

Richard Flipse is nu 53, heeft kinderen in de leeftijd van 9 tot 27 jaar. Zelfstandig ondernemer met een succesvol marketingbedrijf.

„Als míjn zoon op zijn 17e zou zeggen ‘pa, hoor eens, ik ga voor Defensie op buitenlandse missie’, zou ik toch anders reageren dan mijn vader destijds. Toen werd het thuisfront amper bij de uitzending betrokken, laat staan goed voorbereid op hoe je mogelijk uit zo’n situatie terug zou kunnen keren.”

Immers, zo stelt Flipse, het leger liet slechts promotiefilmpjes zien van prachtlocaties onder een stralende zon. Dan is de schok ter plekke in oorlogsgebied, en zeker ook na terugkomst in de veilige wereld, groot.

Flipse had geen moeite met dat contrast, anderen wel. Maar ook de soldaat van de pantserinfanterie kon ouders en directe omgeving niet uitleggen hoe het daar was, als VN vredessoldaat tussen al die strijdende partijen in ver en onbekend Libanon.

„Nog steeds kan ik ’s nachts wakker schrikken bij onweer, of van knallend vuurwerk als het geen nieuwjaar is”, lacht hij. „Maar dat is geen ptss, dat is de herinnering aan een ingrijpende periode in je leven. Door die diensttijd had ik al jong levenservaring, treed ik kordaat op, neem snel beslissingen.”

En morgen dan Nederlandse Veteranendag, eerbetoon aan de ruim 100.000 oud-strijders van ons land. Met het defilé voor de koning, een vliegshow, muziek, ontmoetingen tussen oude vrienden.

„Mooi, vooral voor de jongens die het heel zwaar hadden”, zegt Flipse. „Uruzgan, Srebrenica. De mannen van Thom Karremans, bijna twintig jaar geleden, dat drama op de Balkan. En ’post’ in de ziekte ptss is voor hun wel erg letterlijk. Kansloos tijdens de missie, kansloos na terugkeer. Een diepe buiging en een eresaluut voor Dutchbat en alle andere veteranen die streden voor de vrijheid van anderen!”